Motor Control Flashcards

1
Q

selecteren van beweging

3 soorten theorien

A
  1. efficiency theories: welk beweging meest efficient
  2. synergy theories: minimaliseert degrees of freedom problem
  3. mass spring theory: berekenen van trajectory door physieke eigenschappen van licham
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitleg: degrees of freedom problem

A

oneindig veel mogelijkheiden om beweging te doen

-> welk mogelijkheid kiezen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg: joint space

A

onderdeel van efficiency theories:

keuze van beweging door minimaliseren van bewegingsgraden van de gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg: jerk

A

de mate van versnelling bij een beweging

jerk minimaliseren -> oplossing voor degrees of freedom probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleg: synergies

A

synergies: groeps van spieren werken samen. bv alle spieren in een arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg:

trajectory

effector

A

trajectory: pad von beweging van start tot eindpunt
effector: lichamsdeel gebruikt om beweging te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg: anticipatory postural adjustements

A

veranderingen in center of gravity worden gecorrigeert door spiercontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitleg: proprioception

A

receptoren aan joints, huid en spieren detecteren de positie van lichamsdelen zonder visuele activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitleg: motor program

3 features

A
  1. inhoud: complete informatie voor beweging
  2. geen perceptuele feedback nodig voor uitvoering
  3. abstract, kan von meerdere sets spieren gebruikt worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk gebiede betrokken bij motor programmas?

A
  1. premotor cortex
  2. supplementary motor area
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

proprioceptie: elemente

A
  1. spierspoeltjes - muscle spindles, zitten in de spieren - gevoelig voor strekking
  2. golgi- peeslicham - tendon organ - gevoelig voor contractie
  3. huidreceptoren - cutaneous receptors - gevoelig voor druk
    - > informatie afferent naar het brein via ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

generalized motor program

A

nadeel concept motorprogramma

motorprogramma moet niet betrekking hebben op een beweging, maar op een klasse van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitleg: movement nodes

control nodes

A

tree diagram:

control nodes zeggen movement nodes wat ze moeten doen

movement nodes controleren spierbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitleg: deafferentiation

A

verlies van proprioceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

motor skill learning:

spatiel accuracy vs temporal accuracy

A

spatiel: effector in juiste positie
temporal: bewegen van effector in het juiste moment met het juiste snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

motor skill learning: 3 eigenschappen

A
  1. generalisatie: je kan op elk fiets fietsen en op elk straat
  2. retention: niet vergeten, of snel opnieuw leren
  3. automatisme: minder resource nodig
17
Q

multiple processes in motor skill leren

4 soorten

A
  1. implicit - onbewust
  2. explicit - gebruik van declarative geheugen
  3. adaption - nieuwe motor respons leren
  4. arbitrary visual- motor associations die willekeurig zijn

bv ampel