Movement Control Flashcards

1
Q

flexor vs. extensor

A

antagonisten

flexor is voor beweging om lichamsdeel te buigen

extensor om lichamdsdeel te strekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitleg extrafusal muscvle fiber

A

geactiveerd door alpha motor euronen

zorgen voor beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

intrafusla muscle fibers

A

centrale region (capsule) is voor detectie van spierlengte

(proprioceptie)

geactiveerd door gamma motor neuronen, maar geen significante invloed op kracht

wel invloed op gevoeligheid van capsule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg: golgi tendon organ

A

receptor organ: gevoelig voor de mate van spanning in een spier

door de vuurfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleg: monosynaptische strech reflex

A

reflex waar een spier contraheert als respons op een snelle strekking

bevat een sensory en een motor neuron verbonden door een synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg: somatotopic organization

A

topografische mapping van lichamsdelen representeert in in specifieke hersenengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg: apraxia

constructional apraxia

A

apraxia: moeite met bewilden bewegingen, zonder paralyse of spier zwakte

onstaat door schade aan linker parietalkwab

constructional apraxia: moeite met het tekenen van beelden, samenvoegen van geometrische figuren, ontstaat door schade aan rechter parietalkwab

linker parietalkwab - eigen lichaam

rechter parietalkwab - extrapersonaal ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

elemente basale ganglia

A
  1. caudate nucleus
  2. putamen
  3. globus pallidus

1+2 = stratium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 nuclei associeert met basale ganglia

A
  1. ventral anterior nucleus - informatie van BG naar M1
  2. ventrolaterale nucleus - informatie van BG naar M1
  3. subthalamic nucleus - deel van subcorticale motor system. doel van deep brain stimulatie als behandeling van parkinson
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitleg: indirect/direct pad door basale ganglia

A
  1. directe pad: exiterend effect op beweging
  2. indirecte pad: inhiberend effect op beweging
  3. hyperdirecte pad: exiterende pad op subthalamic nucleus, gebruikt om snel bewegingen te preventeren of stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitleg: floccuonodular lobe

A

in cerebellum - heeft te maken met postural reflexes

oprecht blijven staan, balance houden etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 elemente motor unit

A
  1. alpha motor neuron
  2. axon
  3. extrafusal muscle fibers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

elemente muscle fiber

A

muscle fiber bestaat uit een bundle myofibrils

deze bestaan uit de proteinen actin en myosin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitleg: neuromusculat junction

A

synapse tussen terminal button van efferente axon en membran van muscle fiber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elemente primary motor cortex

A
  1. lateral group - controle van onafhankelijke lichamsdelen, met name handen en vingers
  2. ventromedial group - automatische bewegingen, bewegingen van torso etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontstaan van parkinson

ontstaan van huntingtons

A

parkinson: tekort an dopamine in basale ganglia -> geen facilitatie van bewegingen
kuur: Ldopa of implant van stimulerenden elektroden
huntingtons: degeneratie van caudate nucleus en putamen -> GABA en acetylcholine neuronen

indirecte pad wordt geinhibeert -> ongecontroleerde bewegingen

geen kuur