32 Flashcards
(21 cards)
1
Q
Lane
A
Rijstrook
2
Q
Caution
A
Pas op
3
Q
Rush hour
A
Spitsuur
4
Q
To prevent
A
Voorkomen/ verhinderen
5
Q
The prevention of
A
Het voorkomen van
6
Q
Speed limit
A
Maximum snelheid
7
Q
To exceed
A
Overschrijden
8
Q
Blame
A
Schuld
9
Q
Due to/ owing to
A
Te Wijten aan
10
Q
Occupant
A
Inzittende
11
Q
Pavement
A
Trottoir
12
Q
Curve/ bend
A
Bocht
13
Q
To appear
A
Verschijnen
14
Q
To disappear
A
Verdwijnen
15
Q
Junction
A
Kruispunt
16
Q
To overtake
A
Inhalen
17
Q
Sign
A
Teken
18
Q
(Road) sign
A
Verkeersbord
19
Q
Signpost
A
Wegwijzen
20
Q
To indicate
A
Aangeven
21
Q
Indication
A
Annwijzingen
