79 Flashcards
(15 cards)
1
Q
Account
A
Rekening (bank)
2
Q
To contribute
A
Bijdragen
3
Q
Currency
A
Munteenheid
4
Q
Foreign currency
A
Buitenlandse geld
5
Q
To exchange / to change
A
Wisselen (geld)
6
Q
Exchange rate
A
Wisselkoers
7
Q
Allowance
A
Toelage
8
Q
Economical
A
Zuinig
9
Q
Cutback/ cut
A
Bezuiniging
10
Q
To purchase
A
Kopen
11
Q
Mortgage
A
Hypotheek
12
Q
To take for granted
A
Als vanzelfsprekend aannemen
13
Q
Poverty
A
Armoede
14
Q
Deposit
A
Aanbetaling
15
Q
To afford
A
Zich veroorloven