4 familie Flashcards
(25 cards)
1
Q
Bruder
A
de broer
2
Q
Mutter
A
de moeder
3
Q
Nichte, Cousine
A
de nicht
4
Q
Schwiegervater
A
de schoonvader
5
Q
Enkelin
A
de kleindochter
6
Q
Schwester
A
de zus
7
Q
Vater
A
de vader
8
Q
Schwiegermutter
A
de schoonmoeder
9
Q
Tochter
A
de dochter
10
Q
Schwiegersohn
A
de schoonzoon
11
Q
Opa
A
de opa
12
Q
Sohn
A
de zoon
13
Q
Enkel
A
de kleinzoon
14
Q
Oma
A
de oma
15
Q
Schwager
A
de zwager
16
Q
Ehepaar
A
het echtpaar
17
Q
Großeltern
A
de grootouders
18
Q
Enkelkind
A
Het kleinkind
19
Q
Schwiegereltern
A
de schoonouders
20
Q
Neffe, Cousin
A
de neef
21
Q
Schwägerin
A
de schoonzus
22
Q
Schwiegertochter
A
de schoondochter
23
Q
Kernfamilie
A
het gezin
24
Q
Stammbaum
A
de stamboom
25
Geschwister
de broers en zussen
