4.4 - Samenvatting deel 1 Flashcards

(9 cards)

1
Q

Wat was er nog meer erg slecht in nl?

A

De arbeidsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar waren de arme mannen, vrouwen en kinderen afhankelijk van?

A

Van liefdadigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kregen de armen liefdadigheid?

A

Van de kerk of andere organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie hadden er in de 19e eeuw alleen kiesrecht?

A

mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stemden de mannen in de 19e eeuw meestal?

A

Liberaal omdat die ervoor zorgen dat ondernemers niet werden lastiggevallen met wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer ontstond het socialisme?

A

rond 1850

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was de grondlegger van het socialisme?

A

Karl marx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vond karl marx?

A

Hij was tegen privebezit en vond dat al het kapitaal gelijk verdeeld moest worden over iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was het doel van karl marx

A

Een klasseloze samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly