5 Flashcards

(14 cards)

1
Q

Wat is het poem model

A

Paid: Mediakanalen die worden betaald/mediaruimte die wordt gekocht
Owned: Mediakanalen die door de
organisatie zelf zijn gevormd
Earned: Mediakanalen waar content
verspreid wordt door derden
Media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de finale verhouding van eigen content betaalde content en verdiende aandacht

A

Eigen content: via eigen media, via iemand anders media betaald of onbetaald
Betaalde content: via media van andere betaald
Verdiende aandacht: consumeren bijdragen creeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn aanpassingen aan het originele POEM model

A

Contenttypologie: Focus moet niet op type media maar op type content liggen omdat alle paid owned en earned voor kunnen komen op facebook
Mediumtypologie: eigen content wordt verdeeld over eigen content via eigen media, eigen content via gratis media van anderen en eigen content via betaalde media van anderen
Verdiende aandacht in plaats van verdiende content is verder te categoriseren in consumeren van content, bijdragen aan content en creëren van content
Geen earned media maar earned attention

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een voorbeeld van eigen content betaald via media van andere

A

Native advertising: hierbij wordt eigen content verspreid via media van anderen, waarvoor het merk moet betalen aan de eigenaar van het medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is convergentie

A

Fysieke en niet fysieke media lopen in elkaar over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is omnichannel

A

De fysieke en digitale werelden komen nu samen. Dus het gaat niet over plaats; het gaat over elke plaats
Op alle kanalen op dezelfde manier communiceren. Zodat er eenheid in zit naar de klant toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het onderzoek over Kiezen tussen online media Kaplan & Haenlein

A

Horizontaal: social presence en mediarijkheid hoog naar laag
Verticaal: self presentation en self disclosure
Low low: Collaborative projects: Wikipedia. Je weet niets over de schrijver van de
pagina.
Low medium: content communities: YouTube. Je weet meer over vloggers
High high: virtual reality sociale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn buyer’s persona’s

A

specifieke omschrijvingen om je doelgroep/klantsegment beter te begrijpen
* voorbeeld: studiekiezers, zijn al verschillende groepen: 6 VWO’ers vs 4 VWO’ers. Hoe concreter je de persona’s uitwerkt, hoe beter je voor ogen hebt voor wie je content maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is crossmedialiteit

A

Klanten bereiken precies waar, hoe en wanneer ze dat willen, ongeacht het kanaal, medium en apparaat, offline of online
Niet het een óf het ander, maar:
Middelenvrij denken: campagnes bedenken en zo lang mogelijk niet willen nadenken over
de in te zetten middelen/kanalen
Doelcentrisch ipv mediacentrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verschillende doelstellingen zijn er

A

✓ Corporate-communicatiedoelen
▪ bijv. verbeteren reputatie
✓ Marketingdoelen
▪ bijv. generen van leads
✓ Marketingcommunicatiedoelen
▪ bijv. naamsbekendheid
✓ Salesdoelen
▪ bijv. conversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de buyer’s journey

A

De buyer’s journey is het actieve onderzoeksproces dat een potentiële
koper doorloopt en dat mogelijk leidt tot een aankoop
AIDA model
Awareness Interest Desire Action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de ROEM contentmarketingtrechter

A

Bouw een community met de klanten die je al
hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de contentmarketingtrechter

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe integreer je buyer persona’s, buyer’s journeys en organisatiedoelen

A

Wie: wie is de klant?
✓ Wat: wat wil de klant precies?
✓ Wanneer: op welk moment, tijdstip, fase, van wie in de organisatie?
✓ Waarom: het ‘waarom’ achter de behoefte
✓ Waar of waarmee: via welke communicatiekanalen of –middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly