5. Coaching van jeugdige sporters ✔ Flashcards

1
Q

Waarom sporten kinderen wel of niet?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Succes is niet gelijk aan winnen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt verwacht van de coach?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Resultaten wetenschappelijk onderzoek

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pegagische standpunten trainer (3)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gewenst gedrag bekrachtigen en ongewenst gedrag voorkomen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken van een ideale coach volgens jonge sporters

A
  • hij geeft goede training en instructie
  • hij geeft positieve feedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De rollen van de coach

A

lesgever, strateeg, persoonlijk begeleider, psycholoog, rolmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vormen van motivatie die niet werken

A

Wortel -en stolmethode
=> belonen & straffen

Ooievaarsmethode
=> ik gemotiveerd = iedereen gemotiveerd

Randvoorwaardenmethode
=> extrinsieke motivatie zorgt altijd voor intrinsieke motivatie

Motivator laten invliegen
=> persoon waar je naar opkijkt - motivatie moet uit jezelf komen

Denk zoals ik - methode
=> doe zoals mij en het komt allemaal goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt motivatie wel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 soorten ouders

A
  1. ouders die supporten
  2. ouders die zich opstellen als veeleisende coach (kloten afdraaien)
  3. ouders die zich gedragen als een hooligan

(plus ouders die gene fuck geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tips voor ouders langs de kant

A

GEEF KINDEREN HUN SPEL TERUG

  1. plezier gaat voor presteren
  2. moedig aan, maar coach niet mee
  3. moedig alle kinderen aan, niet allen die van jezelf
  4. geef zelf het goede voorbeeld
  5. laat je kind zijn of haar sport zelf beleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijk oudergedrag (naast tips)

A
  • na afloop vragen of je kind plezier heeft gehad
  • het verhaal van het kind
  • belonen van inzet (+ beperk kritiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken van een positieve coach

A
  • instructie geven op taken
  • motiveren
  • opbouwende kritiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voordeel van met meerdere coaches samen te coachen

A
  • emoties ventileren
  • elkaar coachen (je ziet de andere coach anders dan hij zichzelf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coach de Coach:
Pedagogische kwaliteiten van een goede trainer

A
  • bewustzijn van hun pedagogische rol
  • kind centraal stellen
  • flexibele coachingsstijl
17
Q

LTAD (+ 7 stadia)

A
18
Q

Talentontwikkeling (3 fasen)

A

1. Verkenningsfase
=> speels & chill, ontdekken
=> vaak keuze ouders

2. Ontwikkelingsfase
=> serieuzer, presteren is belangrijk
=> trainer zoekt naar motivatie, interesse
=> ontwikkeling professionele identiteit & motivatie

3. Perfectioneringsfase
=> zelfreflectie
=> haat-liefde verhouding met mastercoach
=> geen excuses om te onderpresteren

19
Q

2 types mindsets

A
20
Q

Kenmerken succesvolle talentcoach

A
  • eigen opleiding en ervaring
  • sluit aan bij ontwikkelingsfase sporter: mentale & fysieke ontwikkeling
  • duidelijke doelen opstellen op lange -en korte termijn
  • taakgeoriënteerd: ontwikkeling > resultaat
  • bevordert autonomie sporter
  • informeert ouders over talent, houdt rekening met school, is rolmodel
21
Q

Rollen topsporttalent (nadeel)

A

Combineren van verschillende rollen
=> ervaring van rolspanning

Belangrijjk:
=> goede afstemming tussen topsport & onderwijs

22
Q

Onderwijs & topsport

A
23
Q

Pesten:
Wat kan eraan gedaan worden?

A

Weerbaarheid verhogen

  • mentale weerbaarheid
  • sociaal-emotionele weerbaarheid
  • fysieke weerbaarheid
24
Q

Mentale weerbaarheid (4 componenten)

A

1. Bestendigheid
=> hoeveelheid ophoopbare stress

2. Coping
=> omgaan met stressvole situaties: vechten, bevriezen, vluchten
=> efficiënt gebruiken en controleren van de 3

3. Herstellen
=> tijd om te verstellen van stressvolle situatie
=> snel herstellen en energie halen uit verlies

4. Adaptatie
=> aanpassing van reactie op belasting
=> reflecteren

25
Q

Seksuele intimidatie: ontstaan

A
26
Q

Seksuele intimidatie: Preventief beleid

A
  • gedrags -en ethische code
  • vertrouwenspersoon
  • pedagogisch beleid