5: management accounting and control Flashcards

(54 cards)

1
Q

wat is budget

A

-het inschatten van de werkelijkheid
-proces waarmee een organisatie in haar geheel en voor haar onderdelen haar financiële positie voor de toekomstige periode vastlegt–) vastlegging van de gewenste financiële resultaten
-een formele voorspelling door het management van opbrengsten, uitgaven en winst voor toekomstige periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is verschilanayse

A

het verschil tussen budget en werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het driepoten krukje

A

1) beslissingsrechten toekennen
2)prestaties meten en beoordelen
3)prestatie belonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de 4 elementen van budgettering

A

1 gewenste financiële resultaten
2 toekomstige plan van door het management voorgestel acties
3 voor een organisatorische eenheid
4 voor een bepaald periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is nacalculatie

A

berekening van de opbrengst en kosten die achteraf plaatsvinden
-hoeft niet erg of slecht
-soms kun je er niets aan doen–) verantwoordelijkheden
-wel moet je de verschillen analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 6 redenen om budget te gebruiken

A

1)planning–) moet denken aan toekomst van volgend jaar
2)coördinatie–) consistentie van activiteiten tussen alle divisies en afdelingen
3)Informatie–) wat is de taak afdeling in het totaal van activiteiten van de organisatie
4)control–) verloopt alles volgnes plan
5)evaluatie–) na elke werkperiode, wie heeft de prestatie geleverd en wie krijgt een beloning
6)motivatie–) zet doelen, waardoor managers een prikkel hebben om het doel te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is motivatie

A
  • Intern toestand waarin iemand verkeert en die er aanleiding toe geeft om gedrag te activeren, vol te behouden en er richting aan te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is management control

A
  • proces van toezicht op en sturing van de prestaties van een organisatie –)zorgen dat deze haar doelstellingen effectief en efficiënt bereikt.
  • Het houdt in dat doelen worden gesteld, prestaties worden gemeten en zo nodig corrigerende maatregelen worden genomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn 4 motivatie factoren

A

1 aanleg en omgeving: dat je ouders in de zorg werken
2 intrinsieke bevrediging : als je het uit jezelf doet
3 extern waardering: mensen plezier kunnen hebben als het gewaardeerd wordt door andere
4 expliciete beloning: geld, bonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke 2 verschillende verschillen zijn er

A

1)omzet verschil
-prijsverschil
-hoeveelheidsverschil
2) kostenverschil
-kosten per eenheidsverschil
-hoeveelheid/efficiencyverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe bereken je het brutowinst

A

Bwa-BWb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe bereken je het omzetverschil

A

Oa-Ob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het prijsverschil

A

-prijsverschil komt voor wanneer de gebudgeteerde prijs en de werkelijke prijs van elkaar verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe bereken je het prijsverschil

A

standaardprijs- werkelijke prijs x werkelijke hoeveelheid
(omzetB/verkochte eenheden in stuksB)-(realisatie/VES R) x verkochte eenheden in stuk Realisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe bereken je hoeveelheidsverschil

A

(standaard hoeveelheid-werkelijke hoeveelheid) standaard prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe bereken je kosten per eenheid verschil

A

-standaardprijs- werkelijke prijs x werkelijke hoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe bereken je hoeveelheid efficiëntie verschil

A

standaard h.h -werkelijke h.h x standaardprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waarom is er na een berekening negatief

A

omdat het omzet minder is dan verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waarom positief na een berekeing

A

-omdat de werkelijke hoeveelheid meer is dan het budget
-omdat de hoeveelheid naar beneden gaat dus gaan de totale kosten meer zijn
-minder verkocht–) dus minder kosten gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe ga je van motivatie naar MAC

A

door doelen te stelle en verbinding van
-positieve gevolgen
-prestatiemeting
-redelijkheid van het systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is prestatiemeting

A

Key performance indicator
-winst, marktaandeel, patiënt tevredenheid, productiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zijn 4 prestatiemetingen

A

1)tijdigheid: de maatstaf op tijd beschikbaar
2)gevoeligheid:
3)precisie: hoe het moet, geen externe factoren die je metingen beïnvloeden
4)doelicongruentie: prostate op Patienten tevredenheid

23
Q

waarom bestaat perfect control nier

A

-omdat het onmogelijk is om alle risico’s te vermijden, het proces aan voorspelbaar zijn
-controle is duur

24
Q

wat zijn volgen Kaplan en Norton gebalanceerde 4 set van performance indicatoren

A

1) het financiële perspectief
2) het marktperspectief
3) het interne perspectief
4) het leerperspectief

25
soms word er niet alleen naar financiële scores gekeken maar ook naar 3 andere perspectieven welke
-marktperspectief:--) tevredenheid van patient -intern perspectief--) de kwaliteit van producten, diensten en processen, wat is het meest efficient systeem -leerprespectief--) mate waarin de organisatie zich kan vernieuwen = innovatie
26
welke 3 verschillende motvaitetheorieen zijn er
-de oerdenkers--) nadruk op organisatie -ordeningsdenkers--) nadruk op individu -moderen denkers--) nadruk op de inhoudelijke kant van de taak
27
wat is het effect van persoonlijkheidskenmerk motivator
-belang gehecht aan--)nastreven doel/erkennen -erkenning -interesse in taak -omvang van de taak -groei en promotie
28
wat is intrinsieke motivatie
motivatie die van binneuit komt--) de medewerker is gemotiveerd om aan iets te werken waarvoor hij intersse heeft -zorgt voor betere resulataten
29
wat is extrinsieke motivatie
motivatie zorgt voor externe prikkels dat de medewerke gemotiveerd is zoals een beloning in vorm van goede evaluatie
30
week 3 psychologische basisbehoeften moet je verhogen voor het verhogen van motivatie
1)behoefte aan gevoel van competentie: vertouwen eigen werk 2) behoefte aan verbondheid met andere: vertrowuen in reltatie met andere 3)behoefte aan autonomie: de vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren
31
week 3 factoren leiden tot betere prestaties en meer voldoening volgens dan pink
1)autonomie: de managers de mederwerkers vrijhand geven 2)meesterschap: 3)zinvol doel hebben: een reden geven
32
welke factoren zijn er die helpen bij motivatie
-financiele prikkels -verbondheid -hygienefacotren -internaliseren van controlled motivation -purpose -autonomie
33
wat is goal settingtheorie
-het verklaren van de samenhang tussen de doelen die een individu nastreeft en de motivaite waarme hij de doelen nastreeft -duidelijke doelen heel balangrijk
34
welke 3 extrinsiek dimensies zijn er
1)formeel/informeel= -informeel: schouderklopje -fomeel: bonus op basis van formule 2)financieel:gratificatie vast salaris -niet finaiceel: lease auto 3)korte termijn: omzetverbetering -lang: aandeel dat pas over vijf jaar mag worden vevreemd
35
welke 4 punten zijn er bij verband beloning en prestatie
1) de drempelwaarde van de prestaitbeloning 2) de prestatienorm 3)limietwaarde van de prestatiebeloning 4) de incentive- intensiteit van de prestiebeloning
36
wat is management accounting
produceren van management informatie
37
wat is management control
iets doen met de getallen die je hebt
38
wat zijn de 3 basistypen van control
1 marktbeheersing 2 cultuurbeheersing 3 administratieve beheersing
39
wat is decentralisatie
is het samen komen om samen grotere doelen te bereiken -allocatie van beslissingsrechten
40
welke 3 dingen moet gedaan worden in een complexe organisatie
1) Beslissingsrechten toekennen 2) Prestaties meten en beoordelen 3) Prestaties belonen
41
wat zijn voordelen van decentralisatie
-kennis beschikbaar maken -meer flexibiliteit -tijdsbesparing-) snelle beslissingen omdat medewerkers ook zeggenschap hebben
42
nadelen van decentralisatie
-afstemming en informatieproblemen
43
wat is van control naar management control
van beheersen van mechanische process naar het beheersen van het gedrag van die dat verantwoordelijk is uitvoering van besturing
44
waarom is perfecte controle niet mogelijk
-het is onmogelijk om risico's te vermijden -het is duur--) niet kostenefficient -geen cybernetisch proces
45
wat is in control zijn
de situatie waarin redelijk geïnformeerd persoon kan vaststellen dat de organisatie het doel zal bereiken
46
wat heeft een kleine organisatie allemaal
-1 persoon -geen afstemmingproblemen -geen belangconflict -geen informatie asymmetrie -effienctere planning--) afstemming -gezamelijk belang
47
op welke 4 maatstaven worden managers aangesproken
1 revenue center 2 investering center 3 profit center 4 cost and expenses
48
wat zijn de primaire, secondair, tertiaire processen
1. Primair – In het primaire proces gaat het over het eenduidig uitwisselen van gezondheidsinformatie over en met een patiënt. 2. Secundair – Secundaire processen in de zorg. Met name kwaliteits-, statistische en financiële gegevens. 3. Datagedreven innovaties (Tertiair) – Gebruik van Eenheid van Taal in innovatieve, data-gedreven oplossingen
49
wat kunnen 3 bottlenecks zijn
1)capaciteit: materieel, mens, ruimte 2)markt: als de vraag minder is dan waar de organisatie in kan voorzien 3)materieel: als er een tekort is aan material om de producten/diensten te voorzien
50
wat is througput
snelheid hoe je geld creerd -is het geld generen vermogen + toegevoedge waarde -directe materiaal kosten -zo hoog mogelijk-) je wilt per uur zoveel mogelijk waarde toevoegen per
51
wat is inventory
-over geld dat is opgesloten in organisatie: producit ene fasiliteit -al het geld dat in je geld in organisatie zit, -om producten te genereren
52
wat is operating expense
geld nodig om througput te realiseren--) -vaste kosten van de organisatie/alles niet gelinkt aan direct materialen
53
wat gebeurt er als the throuhput omhoog gaat
meer ruimte en capaciteit
54
wat gebeurt er als de inventroy laag is
het kost veel geld