kennis tentamen 1 management zorginstelling Flashcards

(116 cards)

1
Q

Wat zijn de 3 realiteiten

A

objectief
subjectief
intersubjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is subjectief

A

natuurwetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is objectief

A

werkelijkheid hoe je die beleeft–) beleving altijd anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is intersubjectief

A

werkelijkheid dat men met elkaar creëert–) afspraken onderling-subjectieve en intersubjectieve elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de drie perspectieven

A

-het rationeel perspectief:
-het politieke perspectief:
-interpretatieve perspectief:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de definitie van organisatie

A

een verzameling van mensen die zich samen hebben bevoegd in een formeel samenwerkingsverband teneinde doelstellingen van individuen en groepen realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de definitie van organisatie wetenschap

A

De verzameling van inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen die met betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 5 belangrijke punten zijn er in organisatie

A

-sociaal structuur
+formeel: regels, procedures
+informeel: relatie tussen mensen
-mensen: attitude, normen, waarden
-doelen: doel van organisatie
-technologie: instrumenten
-omgeving: klanten, concurrenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 6 structuren heeft het rationeel perspectief

A

. Organizations exist to achieve established goals and objectives and devise strategies to reach those goals.

  1. Organizations increase efficiency and enhance performance through specialization and appropriate division of labor.
  2. Suitable forms of coordination and control ensure that diverse efforts of individuals and units mesh.
  3. Organizations work best when rationality prevails over personal agendas and extraneous pressures.
  4. Effective structure fits an organization’s current circumstances (including its strategy, technology, workforce, and environment).
  5. When performance suffers from structural flaws, the remedy is problem solving and restructuring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de 6 structuren van structuur 1

A

l Ontwerp van individuele posities
l Coördinatiemechanismen
l Impliciete versus expliciete kennis
l Groepering van eenheden
l Organogram
l Sturing en (de) centralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is ontwerp van individuele posities: Horizontale taakspecialisatie/verruiming

A

tussen mensen, tussen afdelingen en tussen organisaties–) van taakspecialisatie tot taakverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is ontwerp van individuele posities: Verticale taakspecialisatie/taakverruiming

A

tussen mensen, tussen afdelingen en tussen organisaties: toezicht, zeggenschap over taak–) mate van controle eigen werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de drie coördinatie mechanismen

A

onderlinge aanpassing
standaardisatie
direct toezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat valt onder onderlinge aanpassing

A

teamoverleg
-je maakt een fiets iemand maakt de wiel iemand maakt het stuur jullie moeten samen werken zodat de fiets heel wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat valt onder standaardisatie en de 4 soorten

A

je volgt protocollen, zonder overlegging nodig
4 soorten
-Werkprocessen-) protocollen
-Output-) eindresultaat staat vast
-Kennis-) vastgelegd wat je moet doen door je kennis bv de chirurg gaat de operatie doen
-Normen-) een beeld hoe het moet gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat valt onder direct toezicht

A

iemand die controleert of het overleg werk goed wordt gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is expliciete kennis

A

vastgelegd regels en richtlijnen –) protocollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is impliciete kennis

A

die er nog niet is en moeilijk vast te leggen–) te doen met ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

leg groepering van eenheden 2 uit: markt en de 3 soorten

A

-omgeving van organisatie/deel de groepen –) ze goed aansluiten bij omgeving
3 soorten
-output: op basis van product type gaat organiseren
-klant
-geografisch gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

leg groepering van eenheden 2 uit: functie en de 3 soorten

A

-wat voor processen heb ik en hoe zet ik ze bij elkaar/interne logica (alle mensen met zelfde vaardigheden bij elkaar)
de 3 soorten
-kennis
-vaardigheden
-werkprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het nadeel van markt

A

Nadeel: onderlinge concurrentie heel laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is het nadeel van functie

A

Nadeel: minder klant gericht, te doen met meer eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn 2 punten in sturing

A

-span of control: hoeveel managment zet ik in, niet te grote spanning
-planning en controle: als ik manager ben en iets moet gebeuren wordt dat gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat zijn 2 soorten in sturing

A

1) actieplanning: coordineren, neigt naar gedragformalisatie
2)controleren van resultaten: meten en motiveren –) verantwoordelijkheid in organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat zijn de 2 soorten beslissingen van beslissingsbevoegdheid
decentralisatie: verspreid over meerdere personen en groepen=laag centralisatie:bij bepaalde groep=hoog
26
wat is de besluitvorming process 7 stappen
1 situatie 2 informatie 3 advies 4 keuze 5 autorisatie 6 uitvoering 7 actie
27
wat zijn de de 7 verschillende soorten organisaties volgens mintzberg
1 de ondernemersorganisatie 2 machine organisatie 3 de profesionele organisatie 4 de gediversifieerde organisatie 5 de innovatieve organisatie 6 de missionaire organisatie 7 de politiek organisatie
28
wat is de ondernemersorganisatie
kleine winkel eigenaar--) strategische top--) direct toezicht
29
wat is machine organisatie
fast food keten--) techno structuur--) standaardisatie van werkprocessen
30
wat is de professionele organisatie
hogescholen--) operationele kern--) standaardisatie van kennis en vaardigheden
31
wat is gediversifieerde organisatie
verschillende devies bv Phillips--) middenkader--) standaardisatie van resultaten
32
wat is de innovatieve organisatie
ondersteunen staff--) onderlinge afstemming
33
wat is missionaire organisatie
klooster--) ideologie-- ) standdaardisatie van normen
34
wat is de politiek organisatie
veer verandering, chaos --) geen--) geen
35
welke 5 coördinatie mechanismen zijn er
-stand werkprocessen -onderlinge aanpassing -direct toezicht -stand output -stand kennis/vaardigheden
36
wat is het rationeel perspectief
de werkelijkheid meer objectief te benaderen, -rationeel--) rond specifiek groep
37
wat zijn de voor en nadelen van rationeel perspectief
nadeel: geen oog andere processen en belangen voordeel houvast, structuur overzicht te duiden
38
welke 4 type verbindingsmiddelen zijn er
1 liaisonposities 2 taakgroepen en vaste commissie 3 integratiemanager 4 matrixstructuur
39
leg liaisonposities uit
informele opdracht, komen in alle onderdelen voor en zorgen voor afstemming
40
leg taakgroepen en vaste commissie uit
positie in te stellen, zeggenschap over thema, coördinatie tussen groepen,
41
leg uit matrixstructuur uit
past niet in organogram--) multinationaal/ elke afdeling heeft verkopers en onderzoekers
42
leg matrixstructuur uit
past niet in organogram--) multinationaal/ elke afdeling heeft verkopers en onderzoekers -functionele indeling
43
wat is klassieke ziekhuisorganisatie
dat is per groep -dienstenstructuur -georganiseerd rond beroepsgroepen en ook gericht op zorgproces
44
wat is decentrale ziekenhuisorganisaties
dat ze organiseren op client ze delen in specialistische groepen -integratie van beroepsgroepen rondom specifieke zorgprocessen -delegreren van bevoegdheden -units spelen een belangrijke rol ---) boven cluster duaal manager, medisch en organisatie manager
45
wat is kantelen
Van meer functie naar marktgericht structuur (-van f structuur naar p structuur)
46
wat is doorkantelen
Multi problematiek--) afdeling onpraktisch -meer multidisciplinaire -doet beter met sequentiële en synchrone afhankelijkheid
47
wat is sequentie doorhandeling
-patiënt afhankelijk van stappen
48
wat is sequentie afhankelijk
zelfde moment meerdere type hulpverleners nodig heeft
49
welke 4 situationele factoren zijn er
Leeftijd en omvang technische systeem omgeving machtrelaties
50
Leeftijd en omvang situationele factor
Hoe ouder hoe beter de organisatie--) sterker geformaliseerd Hoe groter de organisatie hoe sterker het gedrag wordt geformaliseerd Hoe groter de organisatie--) hoe gespecialiseerder de taken--) gedifferentieerde de eenheden—) meer ontwikkeld
51
technische systeem situationele factor en de 3 verschillende soorten productie
alle instrumenten die de uitvoerende kern gebruikt om input in output om te zetten * Stukproductie: ad hoc: telkens iets uniek maken, technologie niet bepalend * Massaproductie: de techniek standaardiseert het werk van mensen--) mensen draaien primaire processen nog steeds * Procesproductie: automatisch, de technologie heeft de productie overgenomen
52
omgeving situationele factor
* Van stabiel tot dynamisch: voorspelbaar( makkelijk standaardiseren) of onvoorspelbaar(andere structuren gebruiken) * Van simpel tot complex: hoeveel kennis heb je nopdig om iets te doen Voorspelbaar macht kan hoger zitten Onvoorspelbaar macht iets lager * Diversiteit van de markt: zelfstandige eenheden, op uitkomsten afrekenen * Vijandigheid van de omgeving:er zijn grotere risicos
53
nachtrelaties situationele factor
* Hoe sterker de externe controle waaraan de organisatie onderhevig is, hoe gecentraliseerde en geformaliseerde haar structuur * De behoefte aan macht van de leden van de organisatie leidt tot structuren die bovenmatig sterk gecentraliseerd zijn. * Structuur is onderhevig aan mode en cultuur
54
welke 5 configuraties zijn er
1 de eenvoudige structuur 2 de machine bureaucratie 3 de profesionele bureaucratie 4 de divisiestructuur 5 de adhocratie
55
de eenvoudige structuur belangrijke punten
o Direct toezicht o Strategische top heeft de meeste macht o Centralisatie met een organische structuur o Betreft veelal: een jonge, klein organisatie in een eenvoudige, maar dynamische omgeving, vanwege vijandige omgeving of persoonlijkheid veel macht bij topmanagement.
56
de machine bureaucratie Belangrijke punten
o Standaardisatie van het werk o Technostructuur en top hebben veel macht o Formalisatie van gedrag, verticale en horizontale taakspecialisatie, groepering naar functie, grote uitvoerende eenheden, verticale centralisatie en beperkte horizontale decentralisatie o Oud, groot, niet geautomatiseerd, eenvoudige, stabiele omgeving
57
de professionele bureaucratie
o Standaardisatie van vaardigheden o Uitvoerende kern heeft veel macht o Training, horizontale taakspecialisatie, verticale en horizontale decentralisatie o Ingewikkelde stabiele omgeving, niet-hoogwaardig technisch systeem.
58
de divisie structuur
o Standaardisatie van output o Middenkader heeft veel macht o Groepering naar markt, controle van resultaten, beperkte verticale decentralisatie o Gediversificeerde markt, oud, groot
59
de adhocratie
o Bestuurlijke versus operationele adhocratie o Onderlinge aanpassing o Ondersteunende diensten/operationele kern o Verbindingsmiddelen, training, horizontale taakspecialisatie, gecompliceerde functionele en marktgerichte groepering o Complexe, dynamische omgeving, jong, geavanceerde en vaak geautomatiseerde technologie
60
wat is ideaaltype
organisaties van elkaar te onderscheiden * een geheel van samenhangende ‘typische’/ kenmerkende trekken; een gedachte constructie, deze hoeven niet in de praktijk precies zo voor te komen. * Organisaties voldoen er meer of minder aan; denk ook aan stereotypen. * Webers bureaucratie, Mintzbergs Configuraties.
61
wat zijn de 5 ontwerp parameters
-arbeidsdeling of taakspecialisatie -departementalisatie -hiërarchie -span of control -centralisatie en decentralisatie -gezagslijn
62
Leg het politiek perspectief uit
-de organisaties zijn divers er zijn veel belanghebbende -in de organisaties zijn er partijen met verschillende belangen en percepties -organiseren gaat over macht, conflict en onderhandeling -beslissingen en acties zijn vaak compromissen die voortkomen uit conflict -Nooit zijn alle belangen gediend; ook organiseren is belanghebbenden uitsluiten
63
functie van rationeel doel
smart goals die gefocust zijn
64
functie van politiek doel
-abstracte doelen -verschillende doelen en bedoelingen
65
wat zijn de voordelen van politiek doelen
-handig kader voor beslissingen en activiteiten -emotioneel te identificeren
66
functie strategische top doelen
doel gezet door strategisch top
67
in welk perspectief heeft iedereen een doel in de organisatie
politiek perspectief
68
in welk perspectief gebeuren de doelen meestal via projecten
rationeel perspectief
68
in welk perspectief gebeuren de doelen meestal via projecten
rationeel perspectief
68
in welk perspectief gebeuren de doelen meestal via projecten
rationeel perspectief
69
op wat focust het rationeel perspectief zich
-op goed organiseren -doelen die je specifiek maakt--) laag niveau
70
wat zijn de 3 soorten niveaus
- Strategisch niveau: de strategische top, gericht op de lange termijn - Takjesniveau: middenkader, vertalen van doelen op lange termijn naar doelen op eenkorte termijn (structuren van de organisatie) - Operationeel niveau: dagelijks functioneren
71
hoe vind het bepalen en uitvoeren van doelen
in een onderhandelingsproces met interen en externe stakeholders
72
wat zijn externe stakeholders
zijn officiële eigenaars, leveranciers van hulpbronnen, verenigingen van leden (vakbonden), publieksgroepen
73
wat zijn interne stakeholders
werknemers binnen de organisatie
74
leg de rol macht uit bij politiek en rationeel perspectief uit
politiek speelt macht een grote rol bij rationeel niet
75
wat zijn de 4 verschillende soorten machten
Mintzberg mechanic pfeffer northhouse
76
wat is beïnvloeding
het proces waarbij een partij de mening en voorkeur van een andere partij verandert--) aansluiten bij hen
77
wat is autoriteit
gelegitimeerde macht, hoeft macht niet te gebruiken
78
wat zijn de 8 machtsmiddelen
A. Fysieke en financiële middelen (patiënten voor een ziekenhuis) B. Kennis en kunde (deskundigheid, kennis van de regels); vooral bij unieke kennis en vaardigheden C. Positie en functie macht D. Relaties -> ook onderaan in een organisatie, maar toch goede relatie met strategische top; veel macht E. Identiteit en imago (persoonlijkheid) -> Geen formele macht, maar meer autoriteit (voorstellingen theater) F. Collectieve macht (coalitie) -> organiseren van belangen G. Positie in het besluitvormingsproces (manager, teamleider-> dat je een beslissing mag nemen) H. Positie in het communicatienetwerk
79
de 6 trades of power sources
toepassing onmisbaarheid onuitputtelijk draagbaarheid duurzaamheid uitwisselbaarheid
80
wat zijn de 4 besluitvorming modellen
1 rational choice model 2 Bureaucratic decision model 3decision process model 4 politiek besluitvormingsmodel
81
wat is het rational choice model
-Gedrag is bewust doelgericht -> doelen en ambities nastreven, door criteria, alternatieven in kaart -werken goed in stabiele situatie -duidelijke criteria -krachtige actor die beslissing neemt -substantiele rationaliteit--) inhoud van het besluit wordt gerationaliseerd
82
wat zijn de nadelen vnan rationeel model
-verschillende doelen die vechten voor prioriteit -dynamische situatie--)te weinig tijd voor alternatieven verkennen met kennis -groep van machtige actie inplaats van een iemand
83
wat is het bureaucratic decision model
-procedurel rationaliteit: leerervaringen uit het verleden leiden tot procedures en routines die het besluitvormingsproces sturen -rationaliteit is ingebouwd in procedures -satisfying -incrementele en sequential benadering: stapsgewijs tot stand komen via een vaste volgorde -besluiten komen uit--) beleid, procedures en regels
84
wat is het decision process model
-richt zich meer op toeval en willekeur -window of opportunity: alles kwam bij elkaar en gebeurde toen -gebrek aan voorkeuren en doelstellingen -retrospectieve rationalisaties -macht niet van belang -acties geleide door--) gewoonte of interactie tussen actoren -geen deadlines/besluitvormingproces
85
wat is het politieke besluitvormingsmodel
-organisaties zijn pluralistisch -verschillen in doelstellingen en balgen tussen actoren--) interne en externe actoren -gebeurd via conflict, onderhandeling, compromis -mach is van belang -vaak gebruikt in ziekenhuizen
86
definite van professionals 2
1)mintzberg: goed opgeleide en geïndoctrineerde die mate van controle hebben over hun eigen werk 2)oorschot: ): beroepsgroepen die in staat zijn maatschappelijke erkenning te verwerven voor hun specifieke deskundigheid en daaraan een zekere autonomie kunnen ontlenen. Erkenning leidt tot autonomie.
86
definite van professionals 2
1)mintzberg: goed opgeleide en geïndoctrineerde die mate van controle hebben over hun eigen werk 2)oorschot: ): beroepsgroepen die in staat zijn maatschappelijke erkenning te verwerven voor hun specifieke deskundigheid en daaraan een zekere autonomie kunnen ontlenen. Erkenning leidt tot autonomie.
87
hoe organiseren we taken dankij continuïteit
o Taken; jouw taak organiseren, zijn veranderlijk door de tijd heen o Functie; combinatie van taken, stabiel over de tijd. Verschilt per organisatie. o Occupation; Bepaalde skillset die leidt tot een bepaalde taak (niet-specifieke taak) o Profession; Beroepsgroep taak onafhankelijk van de organisatie en bepaalt wie de taak uitvoert en is autonoom. Mag ook kwaliteit beoordelen
88
professional kenmerken en gedragingen--) beschrijvend
Van individuele professionals: * Hoge mate van deskundigheid * Altruïsme; handelt in het belang van de patiënt * In staat autonoom te handelen; handelt in het belang van de patiënt * Vaardigheid om actie te nemen en reflecteren Van de beroepsgroep (professionele groep): * Een exclusieve bevoegdheid om bepaalde activiteiten uit te voeren VB; BIG-registratie * Controle over de eigen opleiding * zeggenschap over de toelating tot het beroep (Zeggenschap over toelating nieuwe artsen) * zelfbeoordeling en vaststelling van beoordelingscriteria
89
professional rol functioneel voor de samenleving--) functioneel
-zij hebben de kennis die we niet hebben--) we vertrouwen hun dat ze hun handelen in ons voordeel en dat ze geen msicrburik make -vertrouwen versus controle: -ze kunnen zelf regelen week behandeling ze geven omdat ze de kennis hebben -er is ook controle die dat controleert
90
wat is autonomie
situatie waarin mensen beslissingen mogen nemen of acties uitvoeren onafhankelijk van anderen. Controle over een bepaald domein.
91
wat is professionalism as social construction
-beroepsgroepen als machtsblokken--) steeds onderhandeling om domein -Naïef om te veronderstellen dat het alleen om het belang van de patiënt gaat; economische en politieke belangen spelen een rol. -kwaliteit niet altijd van belang maar ook om hun domein te beschermen -optimaliseren van eigen belangen
92
welke 3 soorten autonomie zijn er
I. Politieke autonomie (partijen steeds meer invloed; vb; Als 1 persoon zorg kan dragen ook goed) (groeiend) II. Economische autonomie (inkomens van specialisten) (verminderd) III. klinische autonomie (centraal); Proces- versus behandelingsbeslissingen Professional autonomie -> hoeveel macht moet de professie hebben (zeer politiek), soms ook andere professies meer inspraak en belangen.
93
wat is het model as means and affect of social control
-institutional theory--)opleiding, procedures, financiering -> op structuur gebouwd -> positieve of negatieve invloed op maatschappij -Sommige normen en waarden veel invloed -> alles vanuit instituties hierop gebaseerd. -negatieve consequenties--) profession heeft macht om te legitimeren --controlemechanisme voor waarden en kennis -sociale ontwikkelingen die gender en culturele ongelijkheid bepalen -professionele groepen bepalen de rollen in de samenleving -individuen moeten de door de professionals vastgestelde rollen volgen
94
uit wat bestaan organisaties vanuit het politiek perspectief!!!
uit coalities van individuele actoren met uiteenlopende belangen - er is geen eenheid -actoren zijn independent - Er is schaarste aan middelen en mogelijkheden - Macht is ongelijk verdeeld - Er is niet één waarheid maar vele concurrerende waarheden -Een "strijd van allen tegen allen
95
hoe worden beslissingen gemaakt
-door een punt te creëren zonder return -propaganda -coalisatie met gelijkdenkende
96
wat zijn de 8 stappen van john kotter
Creëer een gevoel van urgentie: motiveer mensen om naar je te luisteren. - Vorm een leidende coalitie: je moet mensen vinden die met je mee willen vechten. - Ontwikkel visie en strategie - wat wil je veranderen/hoe? - Communiceer en creëer zekerheid--) communiceer om een oplossing te vinden - Creëer de juiste voorwaarden: empower action--) de verandering die je wilt gebeurt ook echt - Creëer succes op korte termijn--) pak gemakkelijk succes op - Breng meer verandering teweeg--) - Veranker verandering: de 'lijmfactor'.
97
geef een voorbeeld van regionalisering en leg probleem uit
oudenzorg -groeiende zorgbehoefte en tekort aan arbeidskrachten -netwerkeffecten--) elkaar helpen een verpleegster kan sommige jobs van de dr doen om zijn werk liter te maken
98
wat is power(macht)
het potentiële vermogen om gedrag te beïnvloeden, het verloop van van gebeurtenissen, om weerstand te overwinnen, en om mensen dingen te laten doen.
99
uit wat kan power bestaan
- Macht is relationeel: iemand/iets bezit geen macht, maar kan macht uitoefenen over iemand/iets - Macht is "positief": het produceert en maakt dingen mogelijk - Macht kan bestaan tussen mensen, maar ook tussen dingen
100
welke soorten power sources zijn er 9 soorten
- Positiemacht - hiërarchie, maar ook stakingen (de onderkant heeft ook macht!) - Beloningsmacht - prijzen, fondsen, salarissen - Macht - handhaving, geweld - Definitie macht - informatie en expertise - Reputatie / charisma - Allianties, coalities en netwerken - Controle over politieke agenda - Controle over dominante probleemkaders - Controle over middelen en geweld
101
wat is het verschil tussen rationeel en politiek in organisatie
bij rationeel--) unity bij political--) conflict
102
wat is het verschil tussen rationeel en politiek in knowledge
rationaeel-) objectief beoordeeld political--) power rations
103
wat is het verschil tussen rationeel en politiek in power
rationeel--) verstoring van het rationele proces political--) belangrijkste bron
104
wie speelt er allemaal een rol bij zorg drager
leveranciers banken leveranciers/concurrenten beroepsverenigingen vakbonden toezichthouders: IGJ/NZA verzekeraars belangenorganisaties klanten landelijke overheid gemeente brancheorganisaties
105
wat zijn de positieve punten om systemen te mixen
-om werelden samen te brengen--) ruimte voor regulering en zelfregulering -verschillende inzichten en opvattingen -Principe van macht en tegen macht
106
welke 5 vormen van coördinatie zijn er
Regulering en procedures (juridisering, bureaucratisering) - Moralisering (beoordelen en oordelen)) - Rationalisering (objectivering) - Standaardisatie - Socialisatie (vaak over het hoofd gezien)
107
welke zorg organisaties zijn er
Cure: Het realiseren van een optimale medische behandeling Care: Het realiseren van een optimale verpleging en verzorging en het zorgdragen dat patiënten zich op hun gemak voelen Control: Het realiseren van een optimale inzet van mensen en middelen cmommunity: Het verantwoording afleggen over dit alles aan de maatschappij
108
wat zijn de 4 mogelijkhenden die scheer noemt om omgegaan met organisatie problemen en nadelen
standaardisering: verdelen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden Nadeel: weinig flexibel--) onverwachte situaties slecht omgaan structuren en modellen wie wat moet doen nadeel: soms weten ze niet wat ze meoten doen --) geen functie omschrijving relatiemanagment -organisatie waar ze verbonden zijn via netwerken en verbanden --) gestructureerd, vertrouwen van belang nadeel: als actoren slecht op elkaar reageren--) weinig vertrouwen gedeelde overtuiging -samenwerking tussen groepen--) gedeelde normen en waarden is de lijm voor complexe relaties nadeel: soms nemen medische specialisten de rollen van managers op= common ground
109
wat zijn de characteristics van professionele systemen
-sterke base -geeft onvoldoende opdracht -trage beslissingen -snelle actie
110
wat zijn de characterics van hierarchical systems
-sterke top -onvoldoende delegatie -snelle beslissingen -trage actie
111
Nadelen en voordelen van onderlinge aanpassing
Voordeel: Veel informatie, snelle aanpassing, veel motivatie door veel inspraak Nadeel: Tijdsintensief, gevoelig voor meningsverschillen en minder verplichtingsgevoel VB: Te late aanmelding patiënten -> eerdere multidisciplinaire overleggen hiervoor Eerder overleg over opties om thuis te leven
112
nadelen en voordelen van direct toezicht
Voordeel: Controle, meer prestatiedruk, let meer op wat je doet. Duidelijkheid Nadeel: Vrijheid wordt beperkt, prestatiedruk kan werknemers onder druk zetten en afhankelijkheid van anderen VB: Verpleegkundige meer beslissingsbevoegdheid geven. Case-managers betrokken in verpleegtehuizen Voordeel: Sneller proces, efficiënter, tijdbesparend. Controleerbaar
113
nadelen en voordelen van standaardisatie
Voordeel: Sneller proces, efficiënter, tijdbesparend. Controleerbaar Nadeel: Aanpassing bij problemen moeilijk & communicatie wordt vernauwd (weinig ruimte voor afstemming met werkvloer) Kan ten koste gaan van motivatie, niet veel meer na te denken. Inspelen op uitzonderingen moeilijk