Hfst 2 leesvaardigheid Flashcards

1
Q

receptieve vaardigheden (3)

A

Kijken
lezen
luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veel aandacht leesvaardigheid

A
  • zware weging eindexamen
  • maatschappelijke behoefte Nederlandse leesvaardigheid.
  • goede leesvaardigheid noodzakelijk voor alle vakken
  • toenemende digitalisering samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

productieve vaardigheden (3)

A

spreken
gesprekken voeren
schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijke basis ontwikkeling algemene taalvaardigheid?

A

lees- en luisterervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

goede leesvaardigheid vreemde taal (anders tov moedertaal)

A
  • twee talige systemen (moedertaal is samen met cognitieve ontwikkeling)
  • geen automatische transfer van moedertaal vaardigheden naar vreemde taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leesvaardigheid

A

de manier waarop leerlingen teksten aanpakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leesstrategiën

A

technieken waarmee de lezer zelfstandig en efficiënte manier informatie uit een tekst haalt om zijn doel te bereiken.
Methode, systematisch toegepaste tactieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

product gerichte oefening

A

Tekst lezen ahv vragen controleren of die begrepen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

procesgerichte oefening

A

oefenen van lezen mbv leesstrategiën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intensief en begrijpend lezen (oefeningen)

A

Oefeningen waarmee zowel leesstrategiën als tekstbegrip wordt geoefend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

i+1

A

i= interlanguage
+1 = moeilijkheidsniveau
=> leesoefening moet op i+1 liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

intensief lezen

A

korte stukken tekst bedoeld voor de ontwikkeling van leesstrategiën en tekstbegrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extensief lezen

A

grote hoeveelheden relatief makkelijke tekst (i of i-1)

  • sneller lezen
  • globaal begrip
  • woordenschat
  • woordherkenning
  • grammaticale structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

programma leesvaardigheid (3)

A
  1. oefeningen voor intensief en begrijpend lezen
  2. extensief vrij leesprogramma
  3. aanleren van leesstrategiën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EIBO

A

kerndoelen voor Engels in het basisonderwijs

13: informatie leren verwerven uit eenvoudige teksten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kerndoel 13:

A

gebruik strategiën

17
Q

Kerndoel 14:

A

informatie kunnen zoeken, ordenen en op waarde oordelen. (ERK vmbo=A1-A2/havo=A2/vwo=A2-B1)

18
Q

Schalen voor leesvaardigheid: (5)

A
  • Algemene leesvaardigheid
  • correspondentie lezen
  • instructies lezen
  • oriënterend lezen
  • lezen ter informatie en argumentatie
19
Q

ERK Algemene leesvaardigheid

A

A1: kan zeer korte, eenvoudige teksten begrijpen door vertrouwde woorden/combinaties te herkennen. Mag herlezen
A2: Kan korte eenvoudige teksten begrijpen over vertrouwde zaken van concrete aard.
B1: kan met voldoende begrip directe feitelijke teksten lezen over onderwerpen uit interessegebied.

20
Q

A-niveau

A

Korte eenvoudige teksten over vertrouwde concrete zaken uit alledaags leven. Taal is alledaags. Leerling kan relevante informatie destilleren.

  • Ansichtkaarten
  • gebruiksaanwijzigen
  • advertenties
  • folders
  • menu’s
  • dienstregelingen
  • weerberichten
  • persoonlijke brieven/emails met voorspelbare inhoud
  • standaardbrieven (inlichtingen vragen/krijgen)
  • korte krantenartikelen (concrete gebeurtenissen)
21
Q

B-niveau

A

Langere teksten over vertrouwde onderwerken uit interessesfeer. Hij kan relevante informatie eruit halen nodig voor de opdracht. Hij kan hoofdzaken eruit halen en structuur van de tekst doorzien ahv veel voorkomende signaalwoorden & patronen. Hij maakt kennis met groter scala verwoording van gevoelens en argumenterende teksten.

22
Q

B2 niveau

A

Langere ingewikkelde teksten met uiteenlopende onderwerpen (incl. argumenterende artikelen, nieuwsberichten en teksten over hedendaagse sociaal-maatschappelijke problemen. Hij begrijpt hoofd en bijzaken en heeft inzicht in structuur en stellingname van auteur.

23
Q

conclusie onderzoek leesvaardigheid

A

Deze is goed ontwikkelt. Groot aantal haalt in de 3e klas B1 niveau (En/Du).

24
Q

Deelvaardigheden leesvaardigheid (6)

A
  • relevante informatie (= selectief lezen)
  • begrijpen hoofd/bijzaken (= intensief lezen)
  • stukjes info uit tekst/teksten vergelijken
  • conclusies trekken obv informatie uit tekst
  • extensief lezen (= verhalende teksten)
  • inzetten leesstrategiën
25
Q

Tekstsoorten (5)

A
  • opschriften, waarschuwingen, instructies
  • functionele teksten (folders, aankondigingen, advertenties)
  • informatieve teksten (krantenartikelen)
  • persoonlijke correspondentie (emails, ansichtkaarten, chatberichten, briefjes)
  • langere (verhalende) fictionele teksten.
26
Q

criteria voor leesmateriaal

A
  • teksten zijn op A1, A2 (B1) niveau
  • teksten zijn eenvoudig qua opbouw en vocabulaire
  • belangrijke informatie is expliciet verwoord
  • tekstmateriaal sluit aan bij belevingswereld + ontwikkelingsniveau
  • tekstmateriaal is levensecht (= (zou) authentiek (kunnen zijn), met ondersteunende illustraties.
27
Q

leesstrategiën voor onderbouw (8)

A
  • betekenis van woord halen uit zinsverband
  • afbeeldingen als steun gebruiken
  • voorspelling doen over globale boodschap vd tekst + verifiëren
  • voorkennis/achtergrond activeren + inzetten
  • tekstsoorten herkennen
  • tekststructuren herkennen + toepassen
  • woord vertalen naar moedertaal
  • woordenboek gebruiken