14. Communicatiewerking en onderzoek Flashcards

1
Q

Wat is het model van de hogebetrokkenheidshiërarchie?

A

Bij hoge betrokkenheid doorloopt een persoon bij confrontatie met een communicatieactiviteit de stappen: kennis naar houding en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is diffusie?

A

Veranderingen, innovaties en informatie blijken op een bepaalde manier bekend en verspreid te raken onder grote groepen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is adaptie?

A

Er zijn 5 rollen te onderscheiden die mensen kunnen aannemen in het aanvaarden van nieuwe informatie (adaptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 5 rollen zijn te onderscheiden bij diffusie van informatie

A
  • De vernieuwers / innovators
  • Snel accepteren / early adopters
  • Vroege meerderheid / early majority
  • Late meerderheid / late majority
  • Traditionelen en aarzelaars / laggards
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stappen kent de AIDA - formule

A
  • Attention / aandacht trekken
  • Interest / belangstelling wekken
  • Desire / verlangen oproepen
  • Action / aansporen tot actie

Vorm van hogebetrokkenheidshierarchie: de consument doorloopt stap voor stap de verwerking van de aangeboden informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend DAGMAR

A

Defining advertising goals for measured advertising results.

Stappen:

  • Bekendheid
  • Begrip
  • Overtuiging
  • Actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is dissontante informatie

A

Je was bijvoorbeeld eerst heel blij met je aankoop, maar later zie je hetzelfde artikel voor een lagere prijs. Deze informatie is dan dissonant met de informatie die je al had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met u als uw informatie dissonant is?

A

Dan raken we uit balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke 4 situaties raakt u bij informatieverwerking uit balans

A
  • tegenstrijdige informatie
  • van mening verschilt met een ander
  • waarbij instemming wordt afgedwongen
  • waarin u beslissingen moet nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie elementen gebruikt u om uzelf weer in balans te brengen?

A
  • groepsnormen; als u boodschappen tegenkomt die sterk afwijken van wat gebruikelijk is binnen uw grope, dan zult u die sneller verwerpen als u uit balans raakt.
  • ego-involvement; Hoe belangrijker het onderwerp, hoe sneller u bereid bent in een dissonante situatie de zender of de boodschap te verwerpen, zodat u vast kunt blijven houden aan het voor u zo belangrijk onderwerp.
  • omvang van het meningsverschil; als u een groot of juist erg klein verschil bespeurt tussen uw opvattingen en die van de zender, zult u de zender sneller afwijzen. In het eerste geval is de zender van de pot gerukt in het laatste geval denk je ach de zender weet niet beter.
    T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Gestalt?

A

De mening (Gestalt, beeld ergens van) heeft altijd iets beoordelends, iets evaluatiefs: iemand vind iets goed of iets slecht, iets moois of iets lelijks, ect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een belief?

A

Bestaat uit kennis, deels uit emotie en de evaluatie over iets en deels uit de intentie om wel of niet een bepaald gedrag te gaan vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kunnen attituden veranderd worden?

A

Attitudes zijn te veranderen door relevante beliefs te veranderen (aantonen dat de attitude onterecht is). door nieuwe beliefs te introduceren (door nieuwe kennis te geven) of door de evaluatie op basis van de beliefs te wijzingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke behoeften kent Maslow?

A
  • lichamelijke behoeften
  • veiligheid
  • sociale behoeften
  • waardering
  • zelfontplooiing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke risico’s proberen we als mens te vermijden?

A
  • Lichamelijk - gezondheid
  • Sociaal - relaties met andere mensen
  • Persoonlijk - relatie met jezelf, niet ongelukkig voelen.
  • Financieel - bankrekening
  • Temporeel - tijdsverlies te laat komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manieren proberen we risico’s te vermijden?

A
  • Mensen gaan op zoek naar informatie om risico’s te vermijden.
  • Ze kunnen zich gaan conformeren aan hun omgeving. Als iedereen het doet zal het wel goed en veilig zijn.
  • Gewoontevorming als een bepaald gedrag een keer een risico heeft vermeden, zal het dat de volgende keer wel weer doen.
17
Q

Noem enkele basismotivaties van mensen?

A
  • Probleemoplossend
  • Probleemvermijdend
  • Op zoek naar een beter product
  • Verbeteren van de keuze
  • Bestaande keuze is niet mogelijk
  • Emotionele bevrediging
  • Intellectuele stimulatie
  • Sociale waardering
18
Q

Welke vijf basisprincipes zijn er binnen de Gestalttheorie?

A
  • Nabijheid; mensen plaatsen elementen die bepaalde overeenkomsten bezitten naast elkaar.
  • Volledigheid, mensen vullen figuren en situaties aan totdat er een volledig beeld is.
  • Gelijkheid; elementen die bepaalde overeenkomsten hebben zijn een eenheid.
  • Continuïteit; elementen die in elkaar overgaan of vloeiende vormen hebben een eenheid.
  • Figuur- achtergrond; sommige figuren komen sneller naar voren anderen naar achter.
19
Q

Wat is beschrijvend onderzoek?

A

Sommig onderzoek dient om een situatie te leren kennen omdat er nog geen bestaande informatie is.

20
Q

Wat is voorschrijvend onderzoek?

A

Dit is onderzoek dat voorschrijft wat we moeten doen.

21
Q

Wat zijn informele onderzoeksmethoden?

A

Zijn niet statistisch verantwoord en niet representatief voor de totale doelgroep.

22
Q

Wat is formeel kwantitatief onderzoek?

A

Verzamelt data van wetenschappelijk verantwoorde representatieve steekproven om zo verantwoorde uitspraken over een populatie te kunnen doen.

23
Q

Wat is een steekproef?

A

Als je een bepaald deel van de populatie ondervraagt, mogen de uitkomsten tellen voor de hele groep.

24
Q

Waarom is formeel kwalitatief onderzoek meerzeggend dan informeel onderzoek?

A

Omdat op allerlei wijzen aan de kwaliteitseisen voor formeel onderzoek voldaan moeten worden. De rol van de onderzoeker bij kwalitatief onderzoek is veel invloedrijker dan die bij informeel en kwantiatief onderzoek. Er is sprake van meer open, exploratief onderzoek.

25
Q

Welke drie kwaliteitseisen dienen bij formeel onderzoek gehanteerd te worden?

A
  • validiteit
  • betrouwbaarheid
  • generaliseerbaarheid
26
Q

Wat is non-respons?

A

Het aantal mensen dat niet reageert op uw onderzoek.

Dit beïnvloed nl de generaliseerbaarheid negatief.

27
Q

Wat is primair onderzoek?

A

Haalt zijn informatie bij de bron zelf: de onderzochte mens of de groep mensen.

28
Q

Wat is deskresearch?

A

Ook wel secundair onderzoek genoemd. Richt zich tot bronnen die wat over die groep mensen kunnen zeggen. Inhoudsanalyse van klachtenbrieven is een vorm van secundair onderzoek.

29
Q

Wat is de belangrijkste kwantitatieve onderzoeksmethode?

A

De enquête, zowel face to face als schriftelijk en telefonisch.

30
Q

Welke drie stappen kent elk onderzoek?

A

Plannen
Uitvoeren
Presenteren