7 Flashcards

(45 cards)

1
Q

Het Engelse parlement bestond uit twee kamers

A

-Het Hogerhuis (House of Lords) => feodale heren kwamen samen
- Het Lagerhuis (House of Commons) => vertegenwoordigen de steden en het platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is vorstelijk absolutisme?

A

Vorstelijk absolutisme is een politiek systeem waarin de vorst, meestal een koning of keizer, absolute macht en controle heeft over alle aspecten van het bestuur in zijn rijk. In een absolutistisch regime wordt de vorst beschouwd als de hoogste autoriteit en heeft hij onbeperkte macht om wetten te maken, uitvoerende beslissingen te nemen en recht te spreken zonder enige vorm van controle of beperking van andere instellingen of personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken Vorstelijk absolutisme

A

Kenmerken:
A. Beperkte Participatie van de Bevolking
B. Bureaucratische Structuur
C. Centrale Macht
D. Persoonlijk Bewind
E. Goddelijk Recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken Vorstelijk absolutisme
A. Beperkte Participatie van de Bevolking

A

De gewone mensen hadden weinig tot geen inspraak in het bestuur van het land onder het bewind van Lodewijk XIV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken Vorstelijk absolutisme
B. Bureaucratische Structuur

A

Onder Lodewijk XIV werd een uitgebreid bureaucratisch systeem opgezet, waarbij ministers en functionarissen direct aan de koning rapporteerden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken Vorstelijk absolutisme
C. Centrale Macht

A

Lodewijk XIV verklaarde “L’État, c’est moi” (De staat, dat ben ik), wat zijn overtuiging van absolute macht benadrukte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken Vorstelijk absolutisme
D. Persoonlijk Bewind

A

Lodewijk XIV nam regelmatig deel aan vergaderingen van zijn hof en gaf persoonlijk opdrachten aan zijn ministers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Skip

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de onderdanen de koning verplicht, volgens Hendrik IV?

A

Gehoorzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op wie beroept Hendrik IV om zijn positie te rechtvaardigen?

A

god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat besluit Lodewijk XIII met zijn edict in
1626?

A

Alle versterkte vestingen die niet dienen voor de
verdediging van de grenzen moeten afgebroken
worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef drie redenen waarmee de koning deze beslissing probeert te verdedigen.

A

De garnizoenen (vaste verblijfplaats van een legeronderdeel in vredestijd) kosten veel
geld
De versterkte vestegingen worden gebruikt door onruststokers die er zich verschuilen
Dit is nodig voor het welzijn en rust van de onderdanen en staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zou deze beslissing kunnen bijdragen aan de versterking van de koninklijke
macht, denk je? Houd rekening met de groep die de versterkte vestingen meestal
beheerde

A

De adel beheerde deze vestingen. Zij kunnen niet langer rekenen op deze
soldaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het parlementarisme?

A

Parlementarisme is een politiek systeem waarin het parlement wetten maakt, de regering controleert en die regering ook verantwoording aan het parlement moet afleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerken Parlementarisme

A

A. Verantwoordingsplicht van de regering
B. Wetgevende functie van het parlement
C. Politieke partijen
D.Scheiding der machten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De Tudors breiden hun macht uit

A

De koningin bleef hoofd van de Anglicaanse Kerk, die onder Elizabeth I verder werd uitgebouwd, en versterkte zo het idee dat de koning(in) door God was aangesteld om te regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De Stuarts proberen het absolutisme te installeren

A

Toen Elizabeth I in 1603 kinderloos stierf, kwam de troon in handen van de aan de Tudors verwante Schotse Stuarts. Engeland en Schotland kwamen op die manier onder één koning terecht in een Personele Unie. Hieruit kwam later het Verenigd Koninkrijk voort. Jacob I wilde niets liever dan als absoluut vorst regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

burgeroorlog Engeland

A

Karel I ging nog een stap verder en wilde helemaal alleen alle beslissingen nemen, zonder het parlement nog samen te roepen. Dit leidde onvermijdelijk tot een groot conflict tussen deze twee groepen dat uitliep tot een burgeroorlog tussen de royalisten en de parlementariërs (1642-1648). Het parlementsleger onder leiding van Oliver Cromwell trok in dit conflict aan het langste eind. Karel I verliest de strijd en werd niet alleen afgezet als koning, hij werd ook verbannen uit Engeland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tijdlijn vorstelijk absolutisme van Lodewijk XIV

A

1638 Lodewijk XIV
→ 1643 Dood Lodewijk XIII, Lodewijk XIV wordt koning en de werkelijke macht is in de handen van de Eerste minister en kardinaal Mazarin
→ 1648-1663 De Fronde
→ 1660 Lodewijk huwt met de spaanse prinses Maria-Theresa
→1661 Dood Mazarin en Lodewijk XIV installeert het vorstelijk absolutisme.

18
Q

De Fronde

A

Een grote opstand van de adel (genoemd naar de “slingers” waarmee de opstandelingen ruiten ingooiden) tegen de toenemende politieke macht van de koning. De adel hoopte de macht van de jonge Lodewijk XIV te breken en eiste dat er geen nieuwe belastingen zouden worden geheven zonder hun goedkeuring. Uiteindelijk werd de Fronde neergeslagen, maar Lodewijk XIV zou deze opstand nooit vergeten.

19
Q

Van wie neemt Lodewijk XIV de macht af?

A

De regering
De Staten-Generaal
De adel waaronder ook zijn familie
De adel

20
Q

Hoe neemt Lodewijk XIV de macht van de regering af?

A

Hij beslist vanaf nu alles zelf! Ze mogen hem enkel nog adviseren en niets zelf meer beslissen.

21
Q

Hoe neemt Lodewijk XIV de macht van de Staten-Generaal af?

A

Hij houdt geen rekening meer met hun. Hij verwerpt meestal hun voorstellen en beslist alles zelf.

22
Q

Hoe neemt Lodewijk XIV de macht van de adel waaronder ook zijn familie af?

A

De Adel krijgt geen belangrijke politieke functies meer. Deze jobs gaan naar de rijke burgerij. De rijke burgerij was ten eerste goed geschoold en koesterde ten tweede niet de ambitie om zelf koning te worden. => Adel verliest politieke macht

23
Hoe neemt Lodewijk XIV de macht van de adel af?
De adel moet aan het hof van Versailles wonen, dicht bij Lodewijk (controle!). Zij moeten meedraaien in het luxueuze hofleven. Dat kostte veel geld! => adel verliest economische macht.
24
Wie zorgde er voor de inkomsten van de staat in de vorm van belastingen?
Boeren, handelaars, burgerij, adel, buitenlandse handelaars => iedereen
25
Waarvoor werd het geld gebruikt?
Oorlog, hofhouding (Versailles), kunst, wetenschap, administratie, bouw van kanalen/wegen
26
Politiek domein VA
Politiek domein: Bestuur met behulp van ambtenaren en juristen, koning staat boven de wet controleert de adel in Versailles
27
Cultureel domein VA
Cultureel domein: katholicisme = staatsgodsdienst Kunst als propaganda + hofleven
28
Economisch domein VA
Economisch domein: Protectionistisch economisch beleid Hoge belastingen + tol
29
Militair domein VA
Militair domein: Staand leger
30
Engeland wordt een parlementaire monarchie
Engeland werd tijdelijk een republiek onder Oliver Cromwell, die als dictator regeerde totdat hij stierf in 1658. Na chaos werd Karel II koning, maar onder zijn zoon Jakob II liepen de spanningen met het parlement hoog op. Jakob II vluchtte en het parlement bood de kroon aan Willem III van Oranje en Maria II Stuart, die de Bill of Rights (1689) accepteerden, waarmee de koning zijn macht moest delen met het parlement. Deze vreedzame machtswisseling wordt de Glorious Revolution (1688-1689) genoemd.
31
Kunst vormen
Kunstvormen: A. Paleizen en monumenten B. Portretten C. Hofkunstenaars en -musici D. Propagandistische evenementen
32
Vorstelijk absolutisme Leiderschap
Absolute macht in handen van de vorst
33
Vorstelijk absolutisme Rol van wetgeving
Wetten worden door de vorst opgelegd
34
Vorstelijk absolutisme Controle op macht
Beperkte controle door de bevolking
35
Vorstelijk absolutisme Bestuurlijke flexibiliteit
Weinig ruimte voor inspraak van andere machten
36
Vorstelijk absolutisme Relatie met de bevolking
Afstand tussen vorst en bevolking
37
Vorstelijk absolutisme Economisch domein
Centralisatie van economische macht bij de vorst, Colbertisme
38
Parlementarisme Leiderschap
Gedeelde macht tussen vorst en parlement
39
Parlementarisme Rol van wetgeving
Wetgevende macht gedeeld met parlement
40
Parlementarisme Controle op macht
Controle door het parlement en wetten
41
Parlementarisme Bestuurlijke flexibiliteit
Inbreng en debat in het parlement
42
Parlementarisme Relatie met de bevolking
Betere vertegenwoordiging van de bevolking
43
Parlementarisme Economisch domein
Stimulering van handel en economische groei, kapitalistisch