7. A deux pas d'ici Flashcards
(132 cards)
1
Q
ik ga wandelen
A
je vais me promoner
2
Q
wij gaan eten
A
nous allons manger
3
Q
zij gaan niet dansen
A
ils ne vont pas danser
4
Q
Ik ga er naar toe
A
J’y vais
5
Q
Mijn moeder? Ik bel haar
A
Ma mère? Je l’appelle
6
Q
Het boek? Ik hebt het gelezen
A
Le livre? Je le lis
7
Q
de snelweg
A
l’autoroute (f)
8
Q
het platteland
A
la campagne
9
Q
de kathedraal
A
la cathédrale
10
Q
het (stads)centrum
A
le centre
11
Q
binnenstad/het drukke gedeelte van een stad
A
le centre des affaires
12
Q
de woestijn
A
le désert
13
Q
de botanische tuin
A
le jardin botanique
14
Q
lokale, lokaal
A
local, locale
15
Q
de markt
A
le marché
16
Q
de berg / het gebergte
A
la montagne
17
Q
de moskee
A
la mosquée
18
Q
de opera
A
l’opéra (m)
19
Q
het park
A
le parc
20
Q
het erfgoed
A
la patrimoine
21
Q
het plein
A
la place
22
Q
het strand
A
la plage
23
Q
de (stads)wijk
A
le quartier
24
Q
de wijkskern / wijkcentrum
A
le quartier des affaires
25
de regio
la région
26
het dorp
le village
27
het vliegtuig
l'avion (m)
28
de boot
le bateau
29
de bus
le bus
30
de metro
le métro
31
de motor
la moto
32
snel
rapide, rapide
33
de taxi
le taxi
34
de trein
le train
35
de tramp
le tram
36
het (openbaar) vervoer
le transport (en commun)
37
de step
la trottinette
38
de fiets
le vélo
39
de auto
la voiture
40
de halte
l'arrêt (m)
41
de (trek)tocht ?
la balade (fam)
42
de landkaart, het menu
la carte
43
de weg, het pad
le chemin
44
het verkeer, verkeersdoormoop
la circulation
45
aanraden, adviseren
conseiller
46
de richting
la direction
47
de locatie
la location
| le lieu
48
meegaan, volgen, langs gaan
longer
49
tonen, laten zien
montrer
50
het noorden
le nord
51
oriënteren
(s') orienter
52
het westen
l'ouest (m)
53
afleggen, doorkruisen
parcourir
54
voorbij gaan, passeren
passer
55
voetganger
piéton, piétonne
56
het plan, de kaart
le plan
57
het station, de halte
la station
58
de straat
la rue
59
het zuiden
le sud
60
draaien
tourner
61
doorkruisen, doorheen rijden
traverser
62
stedelijk, stads
urbain, urbaine
63
het bezoek
la visite
64
de bank (geld)
la banque
65
de bar, het café
le bar
66
de slager
la boucherie
67
de bakker
la boulangerie
68
de winkel, de zaak
```
la boutique (de vêtements)
le magasin (de chaussures / de vêtements)
le commerce
```
69
de kruidenierswinkel, mini supermarkt
l'épicerie (f)
70
de bloemenwinkel
le fleuriste
71
de bibliotheek
la librairie
72
de apotheker
la pharmacie
73
de viswinkel
la poissonnerie
74
het restaurant
le restaurant
75
het tankstation
la station-service
76
de supermarkt
le supermarché
77
de zaak, de handel (zaken doen)
l'affaire (f)
| le commerce
78
de klant
le client, la cliente
79
commercieel
commercial, commerciale
80
de consument
le consommateur
81
de boodschappen
les courses
82
nieuw
nouveau, nouvel, nouvelle (m, m+klinker, f)
83
het product
le produit
84
de kwaliteit
la qualité
85
de sok
la chaussette
86
de schoen
le chaussure
87
het overhemd
la chemise
88
chic, elegant
chic, chic
89
de panty
le collant
90
het kostuum
le costume
91
de jeans
le jean / jeans
92
de rok
la jupe
93
de mode
la mode
94
de broek
le pantalon
95
de trui
le pull
96
de jurk
la robe
97
de stijl
le style
98
het t-shirt
le T-shirt, le tee-shirt
99
gedragen, versleten
usé, usée
100
het vest
la veste
101
de kleren
les vêtements (m, pl)
102
de accessoires
les accessoires (m, pl)
103
het juweel
le bijou
104
de muts
le bonnet
105
de riem
la ceinture
106
de hoed
le chapeau
107
de stropdas
la cravate
108
de sjaal
l'écharpe (f)
109
de siersjaal
le foulard
110
de handschoenen
les gants
111
de bril
les lunettes (m, pl)
112
het zwempak
le maillot (de bains)
113
het horloge
la montre
114
de paraplu
le parapluie
115
het parfum
le parfum
116
de handtas
le sac
117
de slippers
les tongs (m, pl)
118
klassiek
classique, classique
119
comfortabel
confortable, confortable
120
het katoen
le coton
121
het leer
le cuir
122
elegant
élégant, élégante
123
gebloemd (motief)
à fleurs
124
de wol
la laine
125
het linnen
le lin
126
gestreept
à rayures
127
de zijde
la soie
128
de zakdoek
le tissu
129
vastmaken
attacher
130
omruilen, wisselen
échanger
131
afdoen, uittrekken
enlever
132
proberen, passen
essayer
