Deel 2 Flashcards

1
Q

Wat delen organismen vaak met elkaar als ze van een gezamenlijke voorouder afstammen?

A

Een gemeenschappelijk bouwplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemen we organen die overeenkomen?

A

Homologe organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn rudimentaire organen?

A

Resten van organen die bij verre voorouders nog een functie hadden en die hun functie in evolutionaire ontwikkeling hebben verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rudimenten (=resten) zijn vaak nog aanwezig waar kan dit helpen?

A

Je kunt hierdoor het oorspronkelijk bouwplan herkennen en daardoor evolutionaire verwantschap aantonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemen we het proces dat ervoor kan zorgen dat homologe organen minder op elkaar gaan lijken?

A

Divergentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn homologe organen?

A

Organen met een gemeenschappelijk bouwplan, maar uiteenlopende vormen en functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noemen we organen die doen vermoeden dat ze op elkaar lijken en een gemeenschappelijke afstamming hebben?

A

Analoge organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door DNA van verschillende soorten organismen te vergelijken, is het mogelijk de mate van verwantschap te bepalen. Aan de hand van welk gegeven word dit gedaan?

A

Aan de hand van de overeenkomsten in hun DNA, de basenvolgorde in het DNA kan namelijk als snel en betrouwbaar worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke vijf rijken onderscheiden we tegenwoordig in het algemeen?

A

Bacteriën, schimmels, planten, dieren en protisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is divergentie?

A

Het verschijnsel dat overeenkomstige organen in aanleg hetzelfde zijn en die in de loop van de evolutie bij nieuwe soorten van vorm en functie veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aan de hand van welke criteria onderscheiden we de vier rijken?

A

Voedingswijze, aantal cellen, cel grootte, celkern en celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noemen we bacteriën ook wel?

A

Prokaryoten, eencelligen zonder celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we de rijken zonder de prokaryoten?

A

De eukaryoten, de één- en meercelligen met celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noemen we het proces waarbij verschillende soorten analoge stucturen en organen ontwikkelen?

A

Convergentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn analoge organen?

A

Zijn organen die niet zijn ontstaan uit gelijke oervormen, maar op elkaar zijn gaan lijken door eenzelfde aanpassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We maken ook wel onderscheid in 8 rijken.

In welke twee delen worden de prokaryoten dan opgedeeld?

A

Rijk 1: archaebacteriae

Rijk 2: Eubacteriae

17
Q

In welke zes delen worden de eukaryoten opgedeeld.

A

Rijk 3: Archezoa (eencellige parasieten)
Rijk 4: Fungi (schimmels en korstmossen)
Rijk 5: Protozoa (eencelligen, in water levend)
Rijk 6: Chromista (gekleurde algen)
Rijk 7: Plantae (alle organismen met chlorofyl)
Rijk 8: Animalia (dieren)

18
Q

Wat is convergentie?

A

Bij niet-verwante soorten kunnen door gelijke milieuomstandigheden analoge structuren en organen ontstaan.

19
Q

In evolutionaire termen noemen we convergentie ook wel?

A

Evolutionaire evolutie

20
Q

Wat ontbreekt er in bacteriën?

A

Een celkern

21
Q

In welke twee groepen kunnen we de prokaryoten onderverdelen?

A

De archaebacteria en de eubacteria

22
Q

Geef een omschrijving van de archaebacteria:

A

Deze groep bacteriën leeft vooral in milieus met extreme abiotische omstandigheden. De omstandigheden lijken erg op omstandigheden op aarde van toen het leven begon.

23
Q

Geef een omschrijving van de eubacteria:

A

De ziekteverwekkers, de bacteriën die een grote rol spelen in de natuurlijke kringlopen.