Deel 5 Flashcards

1
Q

Hoe lang geleden is de aarde ontstaan en de wanneer ontstonden de allereerste levensvormen?

A
  1. 5 miljard jaar geleden ontstaan van aarde

3. 8 miljard jaar geleden het ontstaan van de eerste levensvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bezitten eukaryoten naast DNA in de kern nog meer?

A

Mitochondriën en bij planten ook chloroplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zouden eukaryoten kunnen zijn ontstaan?

A

Door endosymbiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is endosymbiose?

A

Een speciale vorm van symbiose waarbij de symbiosepartners zich zo nauw met elkaar associëren dat zij hun oorspronkelijke individualiteit verliezen en gezamenlijk een heel nieuw organisme vormen. Dit nieuwe organisme beschikt over de capaciteiten (lees: genen) van de fusiepartners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie is de bedenker van de endosymbiose theorie?

A

Lynn Margulis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ging volgens Lynn Margulis de endosymbiose theorie?

A

Eukaryoten zijn dan ontstaan uit verschillende soorten prokaryoten. Bladgroenkorrels zijn oorspronkelijk cyanobacteriën (met fotosynthese) en dat mitochondriën oorspronkelijk aerobe bacteriën waren –> en dat deze door andere prokaryoten in zich werden opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een symbiont?

A

Eén van de twee organismen die in symbiose leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een parasiet?

A

Een organisme dat ten koste van zijn gastheer leeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eencellige organismen vermeerderen zich ongeslachtelijk? Hoe noemen we dit?

A

Mitose, kerndeling waarbij uit één kern twee identieke kernen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is geslachtelijke voortplanting?

A

Voortplanting waarbij twee geslachtscellen met elkaar versmelten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sommige soorten ondergingen een meiose, wat is dat?

A

Een reductiedeling; kerndeling waarbij uit een diploïde kern vier haploïde kernen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de vroege geschiedenis van onze planeet was er een reusachtige oceaan en een reusachtig continent. Hoe noemen we de hele aarde?

A

Pangea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer begon het reusachtige continent uiteen te vallen? En welk deel eerst en welke daarna?

A

In het trias

Het noordelijk deel (Laurazië) en daarna het zuidelijk deel (Gondwana)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De verschuivingen van het continent worden veroorzaakt door? En we noemen het proces ook wel?

A

De verschuivingen van platen in de aardkorst, langs en over elkaar heen. We noemen dit proces wel plaattektoniek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zorgde het scheiden van continenten voor?

A

De isolatie van diergroepen die daarna afzonderlijk verder evolueerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef een voorbeeld van convergente evolutie:

A

De verschuivingen van continenten zorgden ervoor dat budeldieren op het zuidelijk halfrond kwamen en zoogdieren zich ontwikkelden op het noordelijk halfrond, doorliepen beide hun eigen evolutie. Toch lijken de soorten sterk op elkaar.

17
Q

Wat hebben de waterplanten door de evolutie ontwikkeld waardoor ze op het land konden leven?

A

Een wasachtige buitenlaag, we noemen het ook wel de cuticula. Met daarin huidmondjes.

18
Q

Wanneer verschenen er mossen en de eerste primitieve vaatplanten, planten die rechtop konden staan?

A

In het Siluur

19
Q

Er zijn verschillende soorten geweest die op drooggevallen plekken ging verblijven en ook in deze situatie wist te overleven. Uiteindelijk moet er maar één geweest zijn waarvan alle viervoeters afstammen, want de basis van het bouwplan is erg gelijk. Welke twee veranderingen in het bouwplan waren noodzakelijk?

A
  1. De longen zijn geëvolueerd uit luchtblazen.

2. Poten waren nodig om zich te verplaatsen.

20
Q

Welk dier weerspiegelt de overgang van leven in water naar op het land?

A

De Tiktaalik roseae

In riviermoerras in noordelijk Canada, 375 miljoen jaar geleden

21
Q

Wanneer en waardoor uitsterven van dino’s en de helft van alle andere planten en diersoorten? Gevolg?

A

65 miljoen jaar geleden in het krijt door een meteoriet aanslag, zorgde voor duisternis en kou en enorme branden (as, rook). Geen zonlicht dus –> geen fotpsynthese, zorgde voor verhongering van dieren en door de zure regen ging het water leven dood.
Gevolg kwamen niche’s vrij, die werden ingenomen door vogels, zoogdieren en de primaten begonnen zich te ontwikkelen.

22
Q

Hoe noemen we de theorie die ervan uitging dat alle soorten organismen die op aarde leefden er altijd zijn geweest?

A

Fixisme

23
Q

Vroegere opvattingen waren gebaseerd op onnauwkeurige en onvolledige kennis. Zo ondekte ze dat wanneer je brood en kaas in een paar vieze lappen wikkelde en in een donkere hoek liet liggen, er na een paar dagen muizen bij zaten. Men meenden dat dieren uit levenloze dingen konden ontstaan, hoe noemen we deze theorie?

A

Generatio spontanea

24
Q

Wie was één van de eersten die een evolutietheorie opstelden (1744-1829)?

A

De Fransman L.B. de Lamarck

25
Q

Wat voor denken maakte deel uit van Lamarck zijn evolutietheorie?

A

Hij dacht dat tijdens het leven verworven eigenschappen erfelijk werden. Hij meende bv dat de giraf een lange nek kreeg, omdat deze steeds iets verder gerekt moest worden om bij de bovenste blaadjes te komen. En dat de zo uitgerekte nek kon worden doorgegeven.

26
Q

Wie probeerde na Lamarack te begrijpen hoe de veelheid aan verschijningsvormen van het leven ontstaan zijn? Met wie deed hij dit samen?

A

Charles Darwin en Alfred Wallace

27
Q

Wat hebben deze twee geprobeerd?

Wat en wanneer hebben ze gepubliceerd?

A

Om een wetenschappelijke verklaring voor het ontstaan van soorten te vinden. Ze publiceerden hun theorie in 1859 onder de titel The orgin of species by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life.

28
Q

Wallace kwam er achter dat de evolutie door … tot stand zou komen?

A

Natuurlijke selectie

29
Q

Wat is natuurlijke selectie?

A

Selectie in een natuurlijke populatie als gevolg van milieufactoren.

30
Q

Waarin vond Darwin één van de belangrijkste aanwijzingen voor de juistheid van zijn theorie?

A

In de gedomesticeerde planten en dieren die zijn ontstaan door kunstmatige selectie

31
Q

Wat is kunstmatige selectie?

A

Selectie door de mens met als doel het verkrijgen van de meest gewenste eigenschappen

32
Q

Wat ging Darwin door kunstmatige selectie vermoeden?

A

Hij vermoede hierdoor dat de manier waarop mensen planten en dieren selecteerden en teelde ook de manier kan zijn waarop evolutie heeft gewerkt. Hij vermoedde een dergelijk selectieproces genaamd natuurlijke selectie

33
Q

Darwin baseerde de theorie van de natuurlijke selectie op vier verschijnselen:

A
  1. Meer dan genoeg nakomelingen: hij beredeneerde dat alle soorten meer nakomelingen kunnen voortbrengen dan nodig is voor de vervanging van individuen die sterven.
  2. De strijd om het voortbestaan: de omgeving heeft invloed op het voortbestaan van het individu, door de hoeveelheid voedsel, leefruimte, roofdieren en concurrenten.
  3. Niet ieder individu is het zelfde: hierdoor kan de een door gedrag of uiterlijk beter aangepast zijn dan de ander. De best aangepaste hebben meeste kans op voortplanting.
  4. Een kwestie van erfelijkheid: een deel van de onderlingen variatie binnen een soort is erfelijk (mutaties).
34
Q

De omgeving heeft invloed op het selectieproces hoe noemen we dat tegenwoordig? Wat hebben deze invloeden van milieufactoren (biotisch en abiotisch) op een organisme tot gevolg?

A

Selectiedruk.

Natuurlijke selectie

35
Q

De best aangepaste hebben meeste kans op voortplanting. We noemen dit ook wel?

A

Survival of the fittest

36
Q

Hoe noemen we de hypothese van Darwin gecombineerd met de moderne kennis van genetica?

A

De neo-darwinistische evolutietheorie

37
Q

Waar zijn mutaties verantwoordelijk voor?

En wanneer zijn ze hier verantwoordelijk voor?

A

Voor de genetische variatie in een populatie.
Pas als een mutatie, verandering in het genoom, in een geslachtscel plaatsvindt en deze geslachtscel versmelt met een andere geslachtscel. Dan word dit nieuwe allel doorgeven aan de volgende generatie.

38
Q

Waar treed de verandering op door mutaties? Hoe kan dit?

A

In het DNA, door het verdwijnen, wijzigen, toevoegen van een nucleotide. Nucleotide is een bestanddeel van nucleïnezuur en verandert een DNA-base.

39
Q

Wat zijn de bestandsdelen van nucleïnezuur?

A

Stikstofbase, fosfaatgroep en een ribose molecuul.