Les 9 Flashcards
1
Q
belangrijk kenmerk persoonlijkheid
A
stabiliteit
2
Q
persoonlijkheid ~zelf kenmerken (7)
A
- het zelf heeft een lichaam
- het zelf heeft emoties
- het zelf voert uit, stuurt en bepaalt het gedrag
- het zelf heeft een geheugen
- het zelf is een eenheid
- het zelf is waakzaam
- het zelf is sociaal
3
Q
EAS indeling =
A
- emotionaliteit
- activiteit
- sociabiliteit
4
Q
temperament cholericus =
A
- charismatische, krachtige mensen
- komen op voor hun idealen
- driftbuien (soms agressief)
- niet geduldig
5
Q
temperament sanguinicus =
A
- houdt van spanning en verassingen
- merk je als eerst op
- houden niet van routine
- lopen nogal hoog op met zichzelf
6
Q
temperament flagmaticus =
A
- gevoelig
- groot inlevingsvermogen
- kan moeilijk nee zeggen
- neiging om gevoelens op te kroppen (neg zelfbeeld)
7
Q
temperament melancholicus =
A
- materieel ingesteld
- harde werkers
- hard
- overdreven spaarzaam
8
Q
coping =
A
omgaan met uitdagingen / problemen
9
Q
verschillende benaderingen copingstijl (3)
A
- actieve / passieve
- emotiegerichte / vermijden / probleemgerichte
- zevendeling (vragenlijsten)
10
Q
zevendeling =
A
- confrontatie
- palliatief reactiepatroon
- vermijding
- sociale steun zoeken
- depressief reactiepatroon
- emoties uiten
- optimisme
11
Q
4 te onderscheiden leerstijlen (Vermunt)
A
- ongerichte leerstijl
- reproductiegerichte
- betekenisgerichte
- toepassingsgerichte
12
Q
indicatoren van abnormaal gedrag (6)
A
- distress
- onaangepastheid
- irrationaliteit
- onvoorspelbaarheid
- onconventioneel en ongewenst gedrag
- onbehagen bij omstanders
13
Q
DSM-V =
A
diagnostic and statistical manual of mental disorders
- classificatie van psychische stoornissen
14
Q
wat houdt een psychische stoornis in volgens DSM-V?
A
- een duidelijke verstoring in iemands cognitie, emotieregulatie of gedrag
- significant lijden (distress) of disfunctioneren in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke activiteiten
15
Q
verklaringsmodellen psychische stoornissen
A
- demonische verklaring
- medische verklaring
- biopsychosociaal verklaringsmodel
- hersteldenken