8. Deutrostomen Flashcards
(48 cards)
Lichaamsbouw Enchinodermata
- Uitsluitend in zeewater
- Soms sessiel
- Endoskelet : harde kalkplaten met duizende neurosensorische cellen onder epidermis + vaak stekels die kunnen versmelten tot 1 pantser
- Vrijzwemmende larven (bilateraal symmetrisch
- Adulten : radiaal symmetrisch (mond is referentiepunt)
- longitudinale en circulaire spieren onder huid
- Ambulacraal systeem + Madrepoorplaat
- Groot coeloom met complex tubussysteem (circulatie en respiratie via papulae)
- Open bloedsomloop : circulair kanaal met 5 radiale vertakkingen
- Zenuwstelsel : zelfde symmetrie maar geen hersenen
- Spijsvertering : maag en spijsverteringsklieren
Lichaamsfunctie Enchinodermata
- Ademhaling : ambulacraalvoetjes en papulae
- Excretie : via papulae
- Autotomie : collageen weefsel onder huid - regeneratievermogen
- Voortplanting : soms aseksueel (splitsing) - vaak seksueel : externe bevruchting en ontwikkeling (gescheiden geslacht) - larve ondergaat metamorfose van bilaterale symmetrie naar radiale
Geef de 5 classes van Enchinodermata
- Asteroidea = zeesterren
- Ophiuroidea = slangsterren en brokkelsterren
- Echinoidea = zee-egels en zanddollars
- Holothuroidea = zeekomkommers
- Crinoidea = zeelelies en veersterren
Asteroidea
= zeesterren
vb. gewone zeester, zeemadeliefje, doornkoorn
Ophiuroidea
= slangsterren
* geen anus
* voetjes hebben geen locomotie-functie, enkel gebruikt voor voedsel
* Armen gebruikt voor voortrollen
* Nachtdieren
Echinoidea
= Zee-egels en zanddollars
vb. zeeappel en platte zeekomkommer
Holothuroidea
= zeekomkommer
* voetjes rond mond die gebruikt worden voor voedsel
Crinoidea
= Zeelelies of veersterren
* Zeelelies : calynx op lange, flexibele steel - verankerd in substraat
* Veersterren : enkel steel tijdens larvale fase - verankeren aan substraat of verplaatsen zich met cirri
Toepassingen van Enchinodermata
- zeekomkommers en zee-egels zijn voedselbronnen voor de mens
- autotomie en regeneratievermogen
- zee-egel is belangrijk diermodel voor ontwikkelingsbiologie
Kenmerken van chordata
- Dorsale zenuwstreng : hersenen en ruggenmerg
- Notochord = chorda dorsalis : verleent steun en maakt beweging moglijk (soms enkel in larvaal stadium, later wervelkolom)
- Kieuwzakje of kieuwspleten : instulpingen van ectoderm die contact maken met instulpingen van endoderm (soms enkel in larvaal stadium)
- Postanale staart
- myomeren : spieren gerangschikt in gesegmenteerde banden = somieten
3 subklasse van chordaten
- Urochordata = tunica = manteldieren
- Cephalochordata = lancetvisjes
- Somatochordata = vertebrata = gewervelden
Bespreek de Urochordata
- Mariene dieren : zakpijpen, salpen en mantelvisjes
- Larven zijn kikkervis-achtig, vrij zwemmend, eten niet, zenuwstreng en notochord enkel in staartgedeelte
- Adulte verliezen staart en notochord : immobiele filtervoeders - lichaam is omgeven door cellulosewand = tunica
Bespreek Cephalochordata
= lancetvisjes (hebben ingegraven staart)
* Zenuwstreng + notochord over hele lichaam (heel hun leven)
* Doorzichtige huid (hoofd slecht onderscheidbaar)
* Voedsel : plankton geleverd door cilia-gegenereerde stromen
* Meer kieuwspleten dan vissen
* Het dichtste bij vertebraten
Kenmerken van somatochordata
- Wervelkolom : omsluit en beschermt de dorsale zenuwstreng/neurale buis
- Kop : onderscheiden en goed gedifferentieerde kop met hersenen en sensorische organen - omgeven door schedel (craniata)
- Neurale crestcellen : unieke groep embryonale cellen die vele vertebraatstructuren vormen
- Endoskelet : kraakbeen/been maakt extreme groei en bijzondere bewegingen mogelijk
Evolutie vertebrata
- Eerst : kaakloze vissen
- Dan werken vissen met kaken dominant
- Opvolgers = amfibiën (gingen op land)
- Reptielen vervingen amfibiën door beter aan te passen aan het land
- Laatste zoogdieren en vogels
5 klasse vertebraten
- Vissen
- Amphibia
- Reptielen
- Aves
- Mammalia
Agnata
= kaakloze gewervelde
* Eerste vissen
* Rudimentaire wervels : notochord blijft
* Kieuwzakjes monden uit in buitenwereld via poriën
* Slijmprikken : schedel uit kraakbeen en geen wervels of kaken
* Prikken : schedel en begin van wervels uit kraakbeen maar geen kaken
Gnathostomata
= kaakbijters
* Notochord in adulten vervangen door wervelkolom
* Gepaarde aanhangsels zoals vinnen
* Acanthodii = doornige vissen
* Placodermi = gepantserde vissen
Eigenschappen van vissen (met kaken)
- Meest diverse groep van vertebraten : grootte, vorm, kleur en verschijning
- Meer dan helft van vertebraten zijn vissen
- Wervelkolom
- Kaken en gepaarde aanhangsels
- Inwendige kieuwen : fijne weefsels met veel bloedvaten
- Enkelvoudige bloedsomloop (gesloten)
- Nutritionele deficiëntie : kunnen zelf geen aromatische AZ aanmaken (Phe, Tyr, Try)
Kenmerken van Chondrichthyes
= kraakbeenvissen
* Licht flexibel gecalcificeerd kraakbeenskelet
* Gepaarde borst- en buikvinnen : 1 à 2 rugvinnen, 1 anale vin en heterocervale staart
* Spoelvormig lichaam bij haaien / dorsoventraal afgeplat bij roggen
* Placoïde schubben
* ventrale mond met tanden (tanden staan niet vast in kaak)
* Kieuwen met uitwendig zichtbare kieuwspleten
* 2 spiracula
* Goed ontwikkeld lateraal lijnsysteem
* Geen zwemblaas
* Hart : 1 atrium en 1 ventrikel (2 hartkamers)
Levenswijze Chondrichthyes
- Vaak carnivoor of plankton
- Zeewater : haaien in openwater en roggen op de bodem
- Inwendige bevruchting
- Levend geboren pups (lange draagtijd en weinig nakomelingen)
Kenmerken van beenvissen
- Adaptatie zodat ze het waterleven domineren
- Zwaar intern skelet > been
- Basisbouw is spoelvormig met vee variaties
- Kieuwen bedekt met operculum
- Gepaarde vinnen en homocercale staartvin
- Elasmoïde schubben
- Hart : 1 atrium en 1 ventrikel ( 2 kamers)
- Meestal zwemblaas
Levenswijze van de beenvis
- Zoetwater en zeewater
- Zwemblaas voor neutraal drijfvermogen - physostomen of physoclisten
- Goed ontwikkeld zijlijnsysteem
- Meestal externe bevruchting
2 klassen beenvissen
- Actinopterygii = straalvissen
- Sarcopterygii = waaier- of kwastvinnige