Col. 7- Perceiving Motion Flashcards

Boek H8

1
Q

Akinetopsia

A

hersenschade –> geen beweging kunnen waarnemen

  • personen verschijnen en verdwijnen
  • sociale events niet begrijpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Apparent motion

A

object op 2 verschillende posities snel na elkaar –> lijkt van ene naar andere plek te bewegen

  • zelfde hersengebieden actief als bij perceptie real motion
  • hele hoge snelheid –> lijkt ergens doorheen te bewegen
  • lagere snelheid + je weet dat eigenlijk niet ergens doorheen kan –> lijkt er omheen te bewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Induced motion

A

stilstaand object lijkt te bewegen als objecten eromheen bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Motion aftereffects

A

lang kijken naar iets wat in één richting beweegt en daarna naar stilstand object, dan stilstaand object lijkt in tegengestelde richting te bewegen (waterval-effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Optic array

A

patroon van door objecten gerefelecteerde lichtstralen tov bepaald punt in de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Optic flow

A

transformatie van de optic array door proces van covering&uncovering van achtergrond

  • lokaal; dan zijn er bewegende objecten die patroon van reflectie verstoren –> motion perceptie
  • globaal: algehele array verandert; dan beweegt de HELE omgeving –> jij beweegt –> geen motion perception
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reichardt detector

A
  • 2 aan elkaar geschakelde neuronen met eigen receptieve veld
  • output van 1e neuron gaat naar delay-cel, –> vaste vertragingstijd
  • output van delay-cel EN 2e neuron naar comparator-cel
  • comparator-cel: verm. output van delay-cell met neuron 2; even groot –> grote output van comparator cel –> er is beweging geweest van 1 naar 2 gedurende tijd=delay-tijd
  • vertraging is constant, afstand tussen beide receptieve velden staat vast –> info over snelheid
  • Reichardt detector is specifiek voor bepaalde afstand, bepaalde tijd en bepaalde richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corollary discharge theorie

A

motion perceptie obv 3 typen signalen:

 * image displacement signal
  * motor signal
  * corollary discharge signal - CDS en IMS gaan naar brein TOE, één van beide aanwezig --> bewegingsperceptie - zowel CDS en IMS input voor brein EN beide even groot + tegengesteld --> géén bewegingsperceptie - als álles beweegt (= jij beweegt) heb je niets aan Reichardt detectoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Image displacement signal (IDS)

A

als object beweegt, dan verplaatst/verandert retinabeeld van object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Motor signal (MS)

A

motorisch signaal vanuit brein naar oogspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Corollary discharge signal (CDS)

A

kopie van het motorisch signaal wordt ook naar ander gedeelte van brein verstuurd (cc in een email)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Real motion neurons

A

neuronen worden geactiveerd als object over retina beweegt terwijl ogen stil staan (corollary discharge theorie; wel IDS geen CDS)

  • ogen bewegen, object stil–> exact zelfde effect op retina, (zowel IDS al CDS) maar géén activatie –> géén bewegingsperceptie
  • gevoelig voor beweging in één richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

STS-area

A

gebied gevoelig voor biologische bewegingen; mensen en/of dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MST-area

A

gebied voor processing optic flow, objecten lokaliseren en ernaar reiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MT-area

A

cortexgebied gevoelig voor richting en snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Representational momentum

A

foto’s/ momentopnames die beweging impliceren (= implied motion) –> onbewust gaat beweging door in hoofd

17
Q

Event

A

tijdssegment op bepaalde locatie met duidelijk begin en eind

18
Q

Event boundary

A

moment van overgang tussen twee events

- gekenmerkt door verandering in aard van beweging

19
Q

Real motion

A

de objecten waarvan je beweging waarneemt bewegen ook écht op die manier en in die richting

20
Q

Ecologische psychologie (Gibson)

A

info over beweging bevindt zich in WERELD, NIET in retina

- bewegingsperceptie kan alleen obv interacties individu-omgeving

21
Q

Apertuur probleem

A

bewegend object > afmetingen receptieve veld, dan info obv 1 receptief veld geeft misleidende info over richting als je randen van object niet kunt zien

22
Q

Shortest path constraint

A

principe voor apparent motion; je neemt beweging waar volgens kortst mogelijke pad tussen de twee positief

23
Q

Implied motion

A

“freeze frame” afbeelding van beweging –> beweging gaat door in gedachten (= representational momentum)