mondproblemen bij de hematologische patiënt: gastcollege Flashcards

1
Q

algmene ontsteking van de mond (stomatitis) (3)

A
  • gisten/schimmels
  • bacteriën
  • virussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzaken stomatitis (2)

A
  • neutropenie (te weinig bloedlichaampjes)

- chemotherapie, radiotherapie, medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 vormen van orale candidiasis

A
  • klassiek: pseudomembraneuze vorm (afschraapbaar)

- hyperplastische candidiasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaken orale candidiasis(3)

A
  • verminderde afweer door chemotherapie, afweer onderdrukkende medicatie
  • orale mucositis, xerostomie, slechte mh
  • gebruik van antibiotica die de normale mondflora verstoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

herpes labialis + wat is de oorzaak?

A

koortslip, oorzaak is een virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

door wat wordt orale mucositis veroorzaakt?

A

bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mucositis definitie

A

ontsteking van het mondslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oorzaken mucositis (3)

A
  • chemotherapie
  • radiotherapie
  • patiënt gerelateerd: mondhygiëne, speekselproductie, erfelijke aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen van mucositis (3)

A
  • beschadiging mucosale barrière: risico op bacteriemie en sepsis
  • aanpassing/ uitstel chemotherapie
  • langer hospitalisatie: noodzaak voor morfine: parenterale voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 fasen model van stephen sonis: mucositis

A
  1. ) initiatie
  2. ) verhoogde activiteit van genen en productie van cytokines
  3. ) signalering en amplificatie
  4. ) ulceraties
  5. ) genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg fase 1 uit van stephan sonis model (initiatie)

A

normale epitheel cellen met membraan. onder de rij van cellen zitten fibroblasten en bloedvaten. macrofagen helpen met het afweersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leg fase 2 uit van stephan sonis model ( verhoogde activiteit van genen en productie van cytkines)

A

door radiotherapie ontstaat er schade aan het epitheel. de celkern gaat kapot, dit wordt vernietigd. er komen zuurstofradicalen vrij. Deze zuurstofradicalen zetten een cascade in gang, zorgen dat cytokines vrij komen. deze brengen ook schade toe aan de cel. hierdoor komen weer zuurstofradicalen vrij (zo gaat dit verder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leg fase 3 uit van stephan sonis moden ( signalering en amplificatie)

A

door het mechanisme van stap 2 is er schade aan het epitheel. er gaan onderliggende cellen kapot. er ontstaan ‘gaten’ waardoor nog meer cytokines vrijkomen. cascade wordt verder gezet (klinisch uitzicht is roodheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leg stap 4 uit van stephan sonis model (ulceraties)

A

ingangspoort voor bacteriën. bacterie wordt tegen gehouden door macrofagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg stap 5 uit van stephan sonis model (genezing)

A

er wroden weer normale epitheelcellen gemaakt zodat er geen ontsteking meer kan gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

WHO classificatie orale mucositis (graad 0 t/m graad 4)

A
graad 0 = geen mucositis
graad 1= erytheem en gevoelig
graad 2 = ulcera: normale voeding
graad 3 = ulcera: vloeibaar eten
graad 4: ulcera: eten onmogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

risicofactoren: patiënt gerelateerde factoren voor mucositis (4)

A
  • neutropenie
  • slechte orale hygiëne
  • geslacht: vrouwen hebben meer risico
  • genetische aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gevolgen van radiotherapie (5)

A
  • afname speekselproductie
  • zwelling en pijnlijke speekselklieren
  • productie van taai, draderig en dik speeksel
  • smaakverandering
  • trismus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

indicaties voor stamceltransplantatie (4)

A
  • acute leukemie
  • non-hodgekind lymfomen (lymfeklierkanker)
  • ziekte van hodgekin
  • multipel myeloom (botkanker)
20
Q

acute leukemie

A

plotseling begin. klachten gerelateerd aan beenmerg falen

21
Q

wat zijn de klachten gerelateerd aan beenmerg falen (acute leukemie) (3)

A
  • te kort aan rode bloedcellen
  • tekort aan bloedplaatjes
  • tekort aan neutrofielen
22
Q

behandeling acute leukemie(2)

A
  • chemotherapie

- stamceltransplantatie (autoloog of allogene)

23
Q

waneer heeft iemand non-hodgekin of hodgekin lymfoom?

A

non-hodgekin is bij ouderen, hodgekin lymfoom bij jongeren

24
Q

wat is non-hodgekin/hogdekin lymfoom

A

kwaadaardige woekeringen uitgaande van lymfatische cellen

25
Q

multipel myeloom (botkanker) (Ziekte van Kahler)

A

kwaadaardige woekering van plasmacellen

26
Q

2 vormen van stamceltransplantatie

A
  • autologe stamceltransplantatie

- allogene stamceltransplantatie

27
Q

autologe stamceltransplantatie + hoe gaat dit in zijn werk?

A

stamcellen van cellen die je transplanteert met eigen cellen. eerst worden er stamcellen verzameld. die zitten in het beenmerg, die worden losgemaakt door bepaalde groeifactoren te geven. daarna worden mensen aan een soort dialyse apparaat gelegd om stamcellen te verzamelen. deze worden in een diepvries gedaan. therapie (bv chemo) wordt gedaan ei eigen stamcellen worden terug gegeven. hierdoor zijn er minder bijwerkingen

28
Q

allogene stamceltransplantatie + hoe gaat dit in zijn werk?

A

stamcellen van iemand anders, niet van jezelf. pt wordt opgenomen voor behandeling (bv chemo). in dezelfde tijd gaat donor beginnen met therapie. stamcellen komen los in beenmerg en komen in de bloedbaan. donor wordt aan soort dialyse apparaat gelegd en stamcellen worden verzameld en worden aan pt gegeven.

29
Q

nadeel allogene stamceltransplantatie

A

is ingewikkelder + meer complicaties

30
Q

5 bijwerkingen stamceltransplantatie

A
  • mucositis
  • infecties
  • bloedingen
  • smaakveranderingen
  • xerostomie/hyposialie
31
Q

oorzaak mucosale bloedingen

A

te lage bloedplaatjes door verminderde beenmergfunctie

32
Q

graft versus host ziekte

A

enkel bij allogene stamceltransplantatie. omgekeerde afstotingsreactie

33
Q

omgekeerde afstotingsreactie: graft versus host ziekte: leg uit

A

immunologische donorcellen reageren op weefsels van de receptor. dit kan allerlei klinische uitingen hebben

34
Q

kenmerken graft versus host ziekte oraal (3)

A
  • lichenoïde veranderingen: eryhteem, ulceraties, atrofie
  • aantasting speekselklieren
  • trismus
35
Q

waar staat brojn voor?

A

bisfosfonaten osteonecrose van de kaak

36
Q

risicofactoren medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak (4)

A
  • onderliggend lijden
  • lokale risicofactoren
  • demografische en systemische factoren
  • genetische factoren
37
Q

wat zijn de lokale risicofactoren van medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak? (3)

A
  • dentoalveolaire chirurgie: extracties, implantaties, apexresecties
  • parodontale ingrepen
  • orale co-morbiditeit
38
Q

welk gen zorgt meer kans op ontwikkelen van osteonecrose?

A

P450-2c- gen

39
Q

classificatie osteonecro (stadium 0 tm stadium III)

A

stadium 0 = niet specifieke symptomen zonder blootliggend bot
stadium I = blootliggend bot, asymptomatisch
stadium II= blootliggend bot, pijn, infectie omliggende weefsels
stadium III = blootliggend bot, infectie, pijn

40
Q

behandeling osteonecrose (4)

A
  • mondspoelingen met antimicrobiële werking
  • orale antibiotica- pijnmedicatie
  • oppervlakkige debridement om de irritatie van weke delen te behandelen
  • patiënten voorlichting en evaluatie van de indicatie van bisfosfonaat therapie
41
Q

preventieve maatregelen osteonecrose (3)

A
  • controle gebitsstatus voor start therapie
  • vermijden extracies en druk ulcera prothese
  • controle duur medicatie bisfosfonaat
42
Q

preventie van mucositis (5)

A
  • tanden poetsen
  • interdentale reiniging
  • vermijden van droge lippen
  • tongschraper
43
Q

wat is cryotherapie

A

ijsblokjes in de mond tijdens de toediening van chemotherapie gedurende 30 seconden

44
Q

algemene maatregelen: mucositis: voeding

A

vermijden van harde of krokante of pikante voeding

45
Q

algemene maatregelen: mucositis: mondhygiëne (3)

A
  • zorgvuldig poetsen, grondig naspoelen met water
  • bij brandend gevoel tijdens poetsen overweeg tandpasta zonder sterke muntsmaak of zonder natriumlaurylsulfaat
  • poetsen eventueel beperken tot niet-gevoelige delen van demond
46
Q

algemene maatregelen: mucositis: eventuele xerostomie behandelen (3)

A
  • voldoende water drinken
  • eventueel gebruik maken van speekselsubstitutie
  • lippen vochtig houden