8a Flashcards
(16 cards)
1
Q
olim
A
ooit eens vroeger
2
Q
laudo
A
prijzen
3
Q
exito
A
opwekken opjagen
4
Q
hostis hostem
A
vijand
5
Q
antea
A
vroeger
6
Q
puer, puerum
A
jongen
7
Q
nobilis, nobile
A
aanzienlijk, van hoge afkomst
8
Q
erat
A
was
9
Q
soleo
A
de gewoonte hebben, gewoonlijk doen
10
Q
dormio
A
slapen
11
Q
postquam
A
nadat
12
Q
intro
A
binnengaan
13
Q
ibi
A
daar
14
Q
territus, territa, territum
A
verschrikt
15
Q
clamor, clamorem
A
geschreeuw, lawaai
16
Q
propero
A
zich haasten