Multiple Sclerose in de kliniek Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen tijdelijke en progressieve MS?

A

Bij tijdelijke MS speelt kortdurende de- en vervolgens weer remyelinisatie plaats. Hierbij zal het myeline nooit meer optimaal werken. Bij progressieve MS degenereren neuronen en axonen als gevolg van demyelinisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt exacerbatie (Schub) in?

A

Een toename in de symptomen van de ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is 1 van de eerste symptomen van MS?

A

Neuritis optica (oogzenuwontsteking), dit is demyelinisatie van de optische neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zijn symptomen van neuritis optica?

A

Verlies van kleur, vaag beeld en een centrale korrelige plek in het zichtveld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt Lhermitte’s syndroom in?

A

De ervaring dat er stroom door de ruggengraat gaat bij het voorover buigen van het hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvan is Lhermitte’s syndroom een gevolg?

A

Van demyelinisatie en daarmee schade aan de cervicale ruggengraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke klachten kunnen opspelen bij MS?

A

Neuritis optica, Lhermitte’s syndroom, ataxie, verstoring oogbewegingen, verlies van motorische functies, blaasdysfunctie, vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurd er bij exacerbatie van de motorische functies?

A

Hierbij kan het voorkomen dat patiënten niet meer op hun eigen benen kunnen staan, omdat de axonen in de benen heel lang zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke psychologische klachten kunnen er bij MS ontstaan?

A

Vertraging van verwerking.
Aandachtstekort.
Verstoring van geheugen.
Verstoring van taalfuncties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer kan er een vrij zekere diagnose gesteld worden?

A

Bij mensen die vaak onder 50 jaar zijn, die hebben op twee verschillende plekken laesies. Dit is ongeacht of de laesies niet/wel tegelijkertijd zijn ontstaan (dissocation in space and time).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is een diagnose stellen moeilijk?

A

Omdat vooral in een vroeg stadium symptomen periodiek/afwisselend kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan er voor MS een diagnose gevonden worden?

A

Door een MRI-scan uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt zichtbaar bij MS op een MRI-scan?

A

Witte vlekken (laesies) bij ventrikels en ruggengraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor het gebruik van de MRI werd het CSF meer gebruikt, wat werd hierin gemeten?

A

Oligoclonale banden (IEF) en IgG-index.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt Relapsing Remitting MS in?

A

Het ziekteverloop kent terugvallen (relaps) en herstelperioden (remit). Na iedere relaps herstelt het myelinelaagje geheel of gedeeltelijk. Een groot deel van MS-patiënten heeft deze vorm in de beginfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt Secundair Progressieve MS in?

A

Als het myelinelaagje zich na elke relaps steeds minder goed herstelt, is herstel uiteindelijk niet meer mogelijk. De Relapsing Remitting MS gaat dan over naar deze vorm. Hier nemen lichaamsfuncties langzaam af.

17
Q

Wat houdt Primair Progressieve MS in?

A

Hier herstelt myeline zich al niet vanaf de eerste relaps. Geleidelijk nemen lichaamsfuncties af. Deze vorm komt niet bij veel patiënten voor.

18
Q

Welke omgevingsfactoren lijken risicofactoren te zijn voor MS?

A
  • hoe ver je van de evenaar woont (dicht bij de evenaar minder MS)
  • leeftijd waarop iemand migreert (jonger iemand neemt sneller risico’s over van het gebied waar die naartoe verhuisd)
  • EBV virus
  • Veel parasieten, minder MS
  • Lage concentratie vitamine-D
  • Microbiota
19
Q

Wat zijn first-line therapieën?

A

Behandelmethode die onderdeel zijn van een set van behandelingen en zijn het minst invasief.

20
Q

Noem een voorbeeld van een first-line therapie en een bijwerking ervan:

A

Interferon-beta, een stof dat van nature in je lichaam voorkomt. Bijwerking kan huidirritatie zijn.

21
Q

Natalizumab is een second-line treatment. Hoe werkt dit medicijn en heeft het bijwerkingen?

A

Het is een monoclonaal antilichaam dat via adhesiemoleculen aan lymfocyten bindt. De lymfocyten kunnen hierdoor het bloed niet verlaten en kunnen zo niet in de hersenen terecht komen. Een nadeel is dat hierdoor de hersenen wel vatbaar zijn voor virussen, hierdoor moet je er wel zeker van zijn dat een patiënt geen infectie heeft.

22
Q

Alemtuzumab is een first-line treatment voor heftige MS, hoe werkt het medicijn? En zijn er nadelen/bijwerkingen?

A

Dit is een gehumaniseerd monoclonaal antilichaam dat bindt aan CD52 receptoren op T- en B-cellen die een rol spelen bij MS. Hierdoor zijn er beperkt immuuncellen en moet je ook hier uitkijken voor infectie en auto-immuniteit.

23
Q

Waarbij zou autologe hematopoietische stamceltransplantatie mogelijk kunnen helpen?

A

Bij actieve remitting relapsing MS, ze krijgen hierdoor een stabielere situatie.