Probleem 3: Onderwijsongelijkheid Flashcards

1
Q

meritocratie

A

een samenleving waarin de positie die iemand krijgt gebaseerd is op zijn of haar capaciteiten en niet op iemands achtergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

merit

A

IQ + aanleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onderwijsgelijkheid

A

leerlingen met dezelfde aanleg en inzet zouden dezelfde kansen moeten worden aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

reproductie theorie

A

er is geen sociale verticale mobiliteit. kinderen worden opgeleid om dezelfde posities als hun ouders te gaan invullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

convergente differentiatie

A

voor alle leerlingen worden gelijke doelen nagestreefd. kinderen met achterstanden krijgen hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

divergente differentiatie

A

voor alle leerlingen worden andere doelen nagestreefd gebaseerd op beginsituatie en leersnelheid. de leerlingen krijgen allemaal evenveel begeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sponsored mobility (expedite model)

A

kinderen worden al vroeg geselecteerd voor onderwijs programma’s die toegang geven tot bepaalde posities. Homogene klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

contest mobility (veldloop model)

A

kinderen krijgen meerdere malen de kans om hun capaciteiten te laten zien en zich te meten met anderen. er wordt nauwelijks waarde gehecht aan aangeboren leermogelijkheden. veel doorstroom mogelijkheden en heterogene klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

systeemeffect

A

kinderen gaan prestaties leveren naar het niveau waar ze op zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

matheus effect

A

slimme worden slimmer en domme worden dommer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

self-fulfilling prophecy

A

leraar heeft bepaalde verwachtingen van een kind en deze verwachtingen gaan de prestaties beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verwachting ondersteunende effecten

A

de leerling doet 1 keer iets en de leraar verwacht dat hij dit altijd doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cultureel kapitaal

A

intellectueel gezinsklimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociaal kapitaal

A

sociaal emotionele ondersteuning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly