inleiding + H1 Flashcards

1
Q

def pol (ruime def)

A

pol betekent dat mensen, individueel maar vooral collectief:

  • over prob standpunt innemen en voorstellen doen
  • met elkaar in conflict raken
  • conflict door mid v macht beslechten
  • om zo tot gemeenschappelijk besluit en beleid te komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 centrale punten v pol def.

A

bindende allocatie v waarden:

  • centraal staat toebedeling v W in omgeving
  • pol beslissingen zijn gezaghebbend voor SL. kern pol niet in OH wel in bindende beslissingen nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pol en beleid 2 verwante termen

A

politiek werkt vanuit SL prob, werkt met besluiten/ producten/ processen/ actoren (beleid komt tot stand door conflict over visies, opl, inzet mid…
beleid: stellen doel, vaststellen langs welke weg doel moet bereikt w, bep tijdspas, baststellen en invoeren v controle methodieken om te bep in hoeverre gestelde doel bereikt w en of mid goed w besteed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meervoudige context (9)

A
historische
soc- culturele
technologische
situationele
pol
econo
geografische
demografische
juridische context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

historische context

A

nieuwe bestuurders wouden breken met beleid. was niet makkelijk en moeten leren uit erfenis voorganger. onverwachte koerswijzing tasten geloofwaardigh OH aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soc- culturele context

A

veranderende waarden, patronen, opvattingen in SL –> langdurige processen (vb. schending ker en staat, democratisering onderwijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

technologische context

A

techniek stagneerde SL in beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

situationele context

A

omgeving beleidsvoerders is sit en tijdsgebonden. meest radicale verschrijvingen bij crisissen en ernstige verstoringen v heet maatschappelijk leven (vb. 9/11, corona, natuurramp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pol context

A

visies en opvattingen. bep in welke mate beleidsvoerders op voldoende steun k rekenen voor voeren beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

econo context

A

geeft directe gevolgen voor wat OH te doen staat. econo context is sterk internationaal bep. (vb. financiele crisis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geografische context

A

ruimtelijke sit, geografsiche fact (vb. vaste land, platte land, zee/ bergen…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

demografische context

A

geleidsvoerders moeten rekening houden met: bevolkingssamenstelling, migratiestromen # jongeren/ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

juridische context

A

bestuur moet rechtmatig handelen. ter bescherming v burger liggen # zaken vast (vb. GW) deze context begrenst macht staat tov burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beleidscyclus

A

cycli lopen door elkaar en BIV elkaar (uitgangssit, agendavorming, beleidsvoorbereiding, beleidsbeslissing, beleidsuitvoering, beleidsevaluatie(loopt door alle fasen))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

van uitgangssit naar agendavorming

A

proces ° in prob dat men wil opl. de bestaande uitgangssit komt voor sommige mensen of groepen niet overeen met hun wensen (willen iets veranderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

probleemstelling

A

= niet objectief of feitelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschillende soorten agenda’s

A

publieke agenda: publieke opninie
pol agenda: onderwerpen die aandacht politici en bestuurders
beleidsagenda: onderwerpen WM beleidsactoren bezig zijn
(K overlappen met elkaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

publieke agenda

A

publieke opinie

19
Q

pol agenda

A

o die aandacht die politici en bestuurders

20
Q

beleidsagenda

A

onderwerpen WM beleidsactoren bezig zijn

21
Q

selectiemechanismen agendavorming (3)

A

culturele selectie
agendavorming v bovenaf
agendavorming v onderuit

22
Q

selectiemechanisme: culturele selectie

A

prob moet passen in aanvaard schema, wat in aanmerking komt varieert door tijd en verschillende SL

23
Q

selectiemechanisme: agendavorming v bovenaf

A

pol actoren brengen zelf thema’s aan

24
Q

selectiemechanisme: agendavorming v onderuit

A

burgers, actiegroepen, onderzoekers, journalisten. sommige thema’s komen onderuit snel aan bod

25
Q

3 redenen wrm sommige thema’s bij de agendavorming v onderuit snel op agenda komen:

A
grote publieke steun (gesignaleerd door groot # burgers)
goede strategie (wijze WP prob gesignaleerd w)
toeval (onverwachts)
26
Q

overladen agenda

A

moeilijk iets op agenda krijgen omdat zeer zwaar geladen is

27
Q

agendavorming als prob formulering

A

agendavorming bep niet alleen WAT op agenda komt maar ook HOE er over prob w gepraat

28
Q

beleidsvoorbereiding

A

hier w geformuleerd hoe zaak aangepakt zou k w en wie verder betrokken w, welke alternatieve opl dankbaar en haalbaar zijn

29
Q

haalbaarh en wenselijkh agendavorming

A

goede prob analyse is belangrijke stap naar goede beslissing en uitvoering. verschillende mogelijke opl voor kwestie w voorgesteld en geselecteerd

30
Q

inhoud en proces beleidsvoorbereiding

A

inhoud: wat w voorgesteld/ onderzocht
proces: hoe verloopt afweging en wie w daarbij betrokken

31
Q

beleidsbeslissingen

A

er w knopen doorgehakt obv # actoren en overwegingen en voor en tegenstanders
w formeel vastgelegd

32
Q

beleidsbeslissingen kunnen non- decisions bevatten wat is dat?

A

uit beleidsvoorbereiding k blijken dat voorstellen tot opl niet haalbaar zijn of te weinig steun krijgen => prob blijft bestaan

33
Q

beslissing als pol strijd

A

voor kwesties die beslissingsrijp zijn zijn de opl al uitgedund. de overgebleven opl leiden tot fase v oordeelvorming WB maatschappelijke groepen hun oordeel vastleggen over verschillende opl

34
Q

formeel pol besluit

A

zorgt ervoor dat tijdens kwestie w ingegrepen en gemeenschappelijk beleid zal w gevoerd

35
Q

2 vragen bij een pol besluit

A
  • wie heeft mandaat om te beslissen

- hoe noemen we formele beslissing

36
Q

wie heeft mandaat om te beslissen

A

vooral politici en ambtenaren spelen sleutelrol.

37
Q

hoe noemen we formeel een beslissing

A

federaal: wetteksten/ ministeriële besluiten
VL: decreten
lok: gemeenteraadsbesluiten
doelstellingen zijn de manier WP men iets wil realiseren en beleidsinstrumenten die men wil inzetten w duidelijk vastgelegd

38
Q

beleidsvoering

A

omzetting v beleidsvoornemens en pol beslissingen in daadwerkelijk bestuurlijk optreden. pol beslissing moet w uitgevoerd en heel concreet en praktisch w gerealiseerd. prob blijft op agenda staan bij niet uitvoering

39
Q

vereiste voor kwalitatieve beleidsuitvoering

A

genomen beslissing moet duidelijk zijn

40
Q

beleidsevaluatie

A

fase loopt door alle fasen heen. = permanent aandachtspunt. soc groepen die punt op publieke agenda willen plaatsen komen voortdurend tussen en k bep fasen in beleidscyclus vertragen

41
Q

evaluatie effectief beleid

A

bij evaluatie dient men rekening te houden met neveneffecten beleid, nemen besluit kan leiden tot tegengestelde, niet bedoelde effecten

42
Q

soorten beleidsevaluatie

A

planevaluatie of toetsing plannen en doelstellingen voor en na uitvoering (goed plan?)
procesevaluatie bij de totstandkoming en uitvoering v beleid (juiste actoren betrokken?)
productevaluatie of evaluatie v beleidsresultaten (goed resultaat bereikt?)
evaluatie pol syst (juiste dienst ingezet?)

43
Q

prob bij beleidsevaluatie

A
  • meetprob
    -causaliteitsprob
  • onafhankelijkh prob
    * intern door
    overhinstelling
    * extern door
    onderzoeksbureau