begrippen Flashcards

1
Q

agentschap

A

dienst die door OH is opgericht om bep welomschreven beleidsuitvoerende taken te doen en daarvoor over zkre autonomie beschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ambtenaar

A

werknemer v openbaarbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amendement

A

formeel voorstel om officieel document te wijsigen met doel document beter te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bekrachtiging

A

stelt samen met afkondiging dat nieuwe wet, decreet of ordonnantie in werking treedt, valt samen met de publicatie in BE staatsblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belangengroep

A

groep die is opgericht om specifieke maatschappelijke belangen of belangen bep groep in SL te behartigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beleid (voeren)

A

werken vanuit problemen in SL naar bep doelstellingen met bep mid in zin v OH beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beleidscyclus

A

cyclische voorstelling hoe beleid vorm krijgt in # welomschreven stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beleidsraad

A

bestuursorgaan v departement v VL administratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beoordelingscommissie

A

commissie die kwalitatief oordeel geeft over ingediende dossiers en DB advies geeft tot erkenning of subsidiëring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

biechtstoelprocedure

A

procedure binnen EU Unie om conflicten binnen Raad op te lossen. ipv samen vergaderen gaan staats-en regeringsleiders dan 1 voor 1 bij permanente voorzitter Raad en de voorzitter v EU commissie hun visie toelichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

breuklijnen

A

langdurige, geïnstitutionaliseerde vormen v conflict, ontstaan door grote transformaties in westerse wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bureaucratie

A

organisatiestructuur obv regels en procedures, met duidelijke hiërarchie die wordt gekenmerkt door onpersoonlijke, rationele motieven gebaseerde beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

christendemocratie

A

pol stroming, ontstaan vanuit soc leer v kerk, ch democratie legt nadruk op pers in verbondenh met gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cijnskiesrecht

A

kiessyst WB stemrecht voorbehouden aan burgers die belastingen betalen (hoe meer belastingen betalen hoe meer stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

civil society

A

SL vorm WI burgers zelf voor hun belangen opkomen, ze kunnen zich zelf organiseren of maken gb v bestaande organisaties die naast OH bestaan (de middenveldorganisaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

collaboratie

A

samenwerking met de vijand, in ons land gb om burgers en personen in econo en openbaar bestuur aan te duiden die tijdens beide wereldoorlogen hun diensten aanboden aan duitse bezetter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

college

A

w meestal gb om uitvoerend orgaan in gemeentes met burgemeester en schepenen aan te duiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

communautair

A

term om pol tegenstelling tussen VL en FR aan te duiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

communisme

A

of revolutionair socialisme is de ideologische stroming binnen socialisme die streeft naar omverwerping kap via revolutie v uitgebuite arbeidsklasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

confederale staat

A

staatsvorm BW # onafhankelijke staten besluiten # beleidsdomeinen samen uit te werken in supranationaal niveau. naar buiten toe lijk staat soms 1 geh maar is eig meer vebond v statan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

conservatisme

A

pol stroming gebaseerd op behouden bestaande instituties en gewoontes die deugden bewezen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

consensusdemocratie

A

type democratie WB gestreefd w naar beslissingen die stuenen op zoveel mogelijk leden, dit uit zich in evenredig kiessyst en coalitieregeringen met verschillende partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

deansisme

A

voorloper v ch arbeidersbeweging uit 2de helft 19e eeuw gebaseerd op stelling priester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

deelstaat

A

duidelijk afgelijnde staat met zkre autonomie en eigen bestuursinstanties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

decreet:

A

regelgeving gestemd door VL parlement of parlementen v andere gewesten en gemeenschappen (brussel: ordonnanties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

democratie

A

regeringsvorm WB burgers op gelijke en betekenisvolle wijze k participeren aan pol besluitvorming MAW bestuur van en voor en doorvolk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

departement

A

afdeling OH administratie, federaal w dit federale OH dienst genoemd (FOD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

deputatue

A

uitvoerend orgaan (regering) v provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

derde weg

A

pragmatische variant v sociaaldemocratie, minder gericht op sturing en herverdeling OH meer op ondernemerschap en competitieve markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

directe democratie

A

vorm v democratie WB burgers zelf rechtstreeks wetsvoorstellen k doen en erover k stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

duurzame ontw

A

ontw die tegemoet komt aan behoeften v heden zonder behoeften toekomstige generaties te hypothekeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ecologisme

A

pol stroming die zich baseert op duurzame ontw en oog voor immateriële waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

eerstelijnsbestuur

A

bestuurslaag waar burgers eerst en vaakst mee in aanraking komt (in BE: gemeentebestuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

electoraal- professionele partij

A

partijtype dat vooral gericht is op mobiliseren keizers WB professionals centrale rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

extern verzelfstandigd agentschap

A

dienst met eigen rechtspersoonlijkh die door OH is opgericht om bep beleidsuitvoerende taken te doen die daarvoor over zkre autonomie beschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

faciliteiten

A

uitzonderingen op de geldende taalwetten die aan de anderstalige inwoners v 1 talige gemeenschap in BE w toegekend WB zij vb. recht hebben om bestuursdocumenten in eigen taal aan te vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

federale staat

A

staatsvorm WB staat onderverdeeld is in regio’s die zkre bestuursautonomie kennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

fractie

A

groep verkozenen, meestal zelfde partij die groep vormen in parlement, gemeente/ provincieraad, werken samen olv fractievoorzitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

free rider gedrag

A

gratis meeprofiteren v voorzieningen of diensten WV niet hebt bijgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

formateur

A

aangesteld om regering te vormen (w meestal ook premier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

gekwalificeerde meerderh

A

meerderh in stemprocedure WB voorstel pas is aangenomen als meerderh voldoet aan bep voorwaarden (2 3de meerderh)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

gemeenschappen

A

formele deelstaten binnen BE gebaseerd op taal (Duits, NL, FR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

geweldmonopolie

A

recht OH om binnen kader v wet zelfstandig beslissen over gemeentelijke aangelegenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

gewest

A

formele deelstaten binnen BE gebaseerd op econo- territoriale scheidingslijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

gezagdrager

A

pers of organisatie die formeel gezag heeft om bep zaken te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

holding together federalisme

A

verticale verdeling mach tussen federale staat en haar deelstaten WB verschillende entiteiten elkaar in evenwicht houden en controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

hybride democratie

A

type democratie dat zowel ele directe als indirecte democratie bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

indirecte democratie

A

democratie WB burgers niet rechtstreeks macht uitoefenen, maar daarvoor vertegenwoordigers aanduiden (ook wel representatieve democratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

industriële revolutie (IR)

A

transformatie westerse SL door overgang daar industriële kap obv nieuwe machines en ener bronnen met breuklijn tussen kap en arbeid en tussen primaire en secundaire econo tot gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

informateur

A

pers die w aangesteld om mogelijkheden regeringscoalitie te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

intern verzelfstandigd agentschap

A

dienst zonder eigen rechtspersoonlijkh die door OH is opgericht om bep beleidsuitvoerende taken te doen die daarvoor over zkre autonomie beschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

kabinet

A

vroeger gb voor regering, nu voor cel v naaste pol medewerkers v minister (en breder lid v uitvoerned orgaan: kabinet v burgemeester)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

kapitalisme

A

marktvorm gebaseerd op private eigendom v productiemid en gericht op winstmaximalisatie en groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

kernkabinet

A

deel regering bestaand uit regeringsleider en topminister uit elke deelnemende partij v regeringscoalitie in federale regering= premier en vice-premiers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

keiskring

A

gb WI bij verkiezingen op zelfde kandidatien k w gestemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

klasse

A

indeling gropen in sl volgens socialisme obv bezit v productiemid (marxisten) of obv inkomen en status (soc democraten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

legislatuur

A

regeerperiode v 5j/ periode tussen 2 verkiezingen v zelfde bestuursniveau

58
Q

legislatuurparlement

A

parlement dat termijn WV verkozen volledig uitzit, vervroegde verkiezingen zijn niet mogelijk

59
Q

legitimiteit

A

mate WI gezag orgaan w erkend en besluiten ervan vrijwillig w aanvaard

60
Q

liberalisme

A

pol stroming gebaseerd op individuele VH

61
Q

liberale democratie

A

moderne democratie die berust op pol vrijheden v burgers

62
Q

lijst

A

verzameling kandidaten zelfde partij of overtuiging tijdens verkiezingen, met max evenveel kandidaten als er zetels te verdelen zijn

63
Q

lijststem

A

kiezer kleurt bol boven volledige lijst, wil zeggen dat akkoord gaat met onderverdeling binnen lijst

64
Q

lobbywerk

A

alle vormen v belangenbehartiging van of voor bep groepen of pers

65
Q

maatschappelijke ongelijkh

A

mate WI sommige groepen in SL meer macht en mid hebben dan andere

66
Q

macht

A

capaciteit om bedoelde en effectieve invloed op anderen uit te oefenen

67
Q

mandaat

A

bevoegdh om in bep context te handelen en beslissingen te nemen

68
Q

mediactatie

A

term die verwijst naast de dom rol media in pol agendavorming en besluitvorming in hedendaagse democratieën

69
Q

meerderheidsdemocratie

A

type democratie WB gestreeft w naar beslissingen die steunen op meerderh, uit zich in meerderh kiessyst en eenpartijregeringen

70
Q

meerderhprincipe

A

principe WB elke beslissing die meerderh v stemmen haalt w gezien als beste beslissing omdat kleinste # ontevreden w gerealiseerd

71
Q

meritocratie

A

SLmodel WI maatschappelijke posi en aanzien alleen k gerechtvaardigd w door eerlijke en voor iedereen toegeangleijke competitieve op basis v bewezen bekwaamheden

72
Q

middenveld

A

divers geh organisaties en activiteiten die door burgers w beheerd en autonome posi innemen tov markt, OH en private sfeer

73
Q

minister

A

politicus die deel uitmaakt v regering en bevoegdh heeft over specifiek beleidsdomein

74
Q

ministerraad

A

vergadering v alle ministers en staatssecretarissen

75
Q

mobiliseren

A

verzamelen mensen of mid om bep doel te bereiken

76
Q

mondialisering

A

proces wereldwijde pol, econo, culturele integratie

77
Q

natie (volk)

A

moeilijk te definiëren obv duidelijke criteria als taal, geloof, etniciteit drm te begrijpen als zelfdefinitie v gemeenschap een imagined community

78
Q

nationalisme

A

pol stroming gebaseerd op verwerven en behouden pol autonomie voor volk (natie)

79
Q

neocroporatisme

A

syst v pol besluitvorming WI beperkt # door de OH erkende belangengroepen akkoorden sluiten voor achterban

80
Q

neoliberalisme (of econo liberalisme)

A

ideologische stroming binnen liberalisme die streeft naar SL met maximale regulering door markt en minimale regulering OH

81
Q

netwerk

A

geh v met elkaar verbonden punten; in pol gaat dan over pers, organisaties, overheden, instellingen

82
Q

new public management

A

visie op overheidsdiensten WB men probeert om principes uit private bedrijfsvoering toe te passen op overheidsdiensten (‘run government as a business”)

83
Q

non- decisions (niet- beslissing)

A

pol keuze om over bep kwestie gn beslissing te nemen en bestaande toest dus te laten voortduren

84
Q

ombudsdienst

A

onpartijdige instantie die tot taak heeft klachten tegen overheidsdiensten te onderzoeken en bemiddelen

85
Q

onderwijsrevolutie

A

transformatie in westerse SL door toenemende deelname jongeren aan onderwijs, met ontw v nieuwlinkse pol stroming en ontw v sociaal-culturele breuklijnen

86
Q

opkomstplicht

A

in BE bestaande wettelijke verplichting om zich bij elke verkiezing aan te melden (stemmen zelf is niet verplicht)

87
Q

ordonnantie

A

regelgeving gestemd door BRUS

88
Q

pacificatiedemocratie

A

type democratie WB sterke pol tegenstellingen w overbrugd door elites die willen samenwerken en compromissen sluiten (“gewapende vrede”)

89
Q

package deal

A

syst WB soms zeer verschillende maatregelen als 1 geh w aangebracht en goedgekeurd

90
Q

parlement

A

kernorgaan v indirecte democratie waar verkozen des volks wetten stemmen en regering controleren

91
Q

parlementaire commissie

A

vergadering v vast # volksvertegenwoordigers uit parleent die zich met bep materies bezig houdt ; toekomstige wetten w voorbereid voor ze in voltallig parlement w besproken

92
Q

particratie

A

democratie WB eigenlijke macht berust bij pol partijen die een overwicht hebben aan op andere instellingen in pol besluitvorming

93
Q

partij

A

organisatie die gericht is op verwerven bestuursmacht door deelnemen aan verkiezingen

94
Q

permanente vertegenwoordigers EU unie

A

vertegenwoordigers lidstaat bij EU unie die permanent in brussel resideert en tussen vergaderingen ministers lidstaten voorbereidend werk doet

95
Q

permanente voorzitter EU unie

A

hoofd EU raad en EU unie

96
Q

plenaire vergadering

A

vergadering met alle leden parlement

97
Q

pluralisme

A

erkenning veelvoud meningen die pol w gehoord, staat tov minisme waar alle verschillen tot eenheidsmening moeten w gereduceert

98
Q

pol cultuur

A

geh attitudes burgers tov pol, en G politici

99
Q

pol ideologie

A

samenhangend geh opvattingen over inrichting SL op groot # beleidsterreinen gebaseerd op mens en maatschappijbeeld als basis voor georganiseerfe pol actie

100
Q

politisering

A

op pol niveau aanpakken v kwesties die voordien niet pol werden geregeld

101
Q

populisme

A

pol stijl WB politicus zich ipv stelt v ‘gwne mant tov gevestigde elite

102
Q

postmodernisme

A

filosofische stroming die stelt dat grote waarheden en ideologiën uit verleden opgedoekt zijn

103
Q

pragmatisme

A

visie WB dingen w beoordeeld obv praktisch nut voor SL

104
Q

primaat vd pol

A

stelling dat beslissingen ultiem altijd genomen moeten w door pol organen die daarvoor aangeduid zijn

105
Q

proportioneel syst

A

kiessyst WB # zetels evenredig w verdeeld ifv # stemmen per partij (ook evenredige vertegenwoordiging)

106
Q

publiek private samenwerking

A

elke vorm v formele samenwerking tussen overh diensten en private partners om bep beleidsdoelstellingen te realiseren

107
Q

publieke sector

A

verzamelnaam voor openbaar bestuur plus alle private organisaties uit middenveld die publieke taken vervullen (vb. onderwijs)

108
Q

quotum/quota

A

letterlijk vastgestelde hoeveelh vb.quotum voor # vrouwen in raad

109
Q

regering

A

pol uitvoerend orgaan, term w gb voor federale en regionale niveau

110
Q

representatieve democratie

A

zie indirecte democratie

111
Q

richtlijn

A

regel EU unie die moet w omgezet in nationale wetgeving vooraleer hij van kracht is

112
Q

separarisme

A

pol overtuiging dat regio beter apart onafhankelijke staat k w

113
Q

single issue partij of groep

A

maatschappelijke groep of partij die pol actief is rond 1 bep thema

114
Q

soc contract theorie

A

beschouwt staat als resultaat v soc contract tussen individuele burgers en overh om natuurlijke rechten op leven VH en eigendom te beschermen

115
Q

sociaaldemocratie (of reformistische socialisme, revisionisme)

A

ideologische stroming binnen socialisme die streeft naar geleidelijke hervormingen kap via parlementaire weg

116
Q

soc leberalisme

A

stroming binnen liberalisme WB er plaats is voor soc bescherming en herverdeling om iedereen reële kans te geven

117
Q

soc bijstand

A

verzameling syst WI OH voorziet haar burgers in soc behoeften bij te staan

118
Q

soc cohesie

A

samenhang in SL

119
Q

soc kap

A

netwerken v engagement en vertrouwen ide hulpbronnen vromen voor democratische
SL

120
Q

soc overleg

A

formeel overleg tussen vertegenwoordigers v diverse belangengroepen binnen econo/ productieve sfeer WV de overeenkomsten nadien door OH w erkend en gelden voor actief voor iedereen in betrokken sectoren

121
Q

soc marktecono

A

econo model WI marktcompetitie gericht op groei en winst w gecombineerd met SL gericht op soc cohesie en herverdeling

122
Q

socialiseren

A

proces WB iemand bewust of onbewust W&N en cultuurkenmerken v bep groep aanleert

123
Q

socialisme

A

pol stroming gebaseerd op gemeenschap en gelijkh die streeft naar klassenloze SL

124
Q

soevereiniteit

A

exclusieve bevoegdh tot uitoef publiek gezag

125
Q

staatssecretaris

A

lid regering, met eigen afgebakend beleidsdomein, wel steeds toegevoegd aan bep domein

126
Q

steunpunt

A

org die autonoom bep deel SL ondersteunt. steunpunt is schakel tussen OH en deel SL

127
Q

strategische adviesraad

A

adviesraad verbonden aan departement VL OH die tot taak heeft advies te geven over beleid van departement

128
Q

subsidiariteit

A

pricipe dat hogere instantie gn taken opneemt die door lagere instanties k w verzorgd. ° uit soc leer kerk

129
Q

taalgrens

A

formele opdeling BE in 3 taalgb

130
Q

totalitair regime

A

pol sst WB 1 partij met 1 leider openbaar bestuur en privé leven burgers totaal contoleert

131
Q

unitaire staat

A

staat WB macht uitsluitend bij nationale OH ligt

132
Q

unionisme

A

unie katholieken en liberalen bij hun verzet tegen nederlandse koning willem 1 in 1ste helft 19e eeuw belangrijkste stroming in BE revolutie

133
Q

verkiesbaarh cijfer

A

stemmen nodig om zitje in parlement, gemeenteraad,… te verwerven

134
Q

verordening

A

EU regel die rechtstreeks geldend zijn voor lidstaten

135
Q

vervreemding

A

proces WB mensen idee hebben gn vat meer hebben op maatschappelijke ontw

136
Q

verzelfstandiging

A

proces WB klassieke OH dienst w omgevormd tot zelfstandiger publiek of pricaat orgaan

137
Q

verzuiling

A

opdeling v SL in verticale structuren, naast elkaar op basis v levensbeschouwelijke of ideologische breuklijnen

138
Q

visitatiecommissie

A

tijdelijke commissie v experts die in kader kwal zorg visitatie uitvoeren bij organisaties om nat te gaan of hun toegekend e OH mid goed w besteed

139
Q

volksvertegenwoordiger

A

iemand die verkozen is om in parlement te zetelen

140
Q

welvaartsstaat

A

SL WI OH # grondrechten v burgers garandeert, gericht op welvaart en welzijn bevolking

141
Q

whip

A

lid EU parlement dat bij stemming standpunt van zijn fractie vertegenwoordigt