sociale begrippen Flashcards

1
Q

4 kernwaarden van wetenschap

A
  1. nauwkeurigheid
  2. objectiviteit
  3. scepticisme
  4. onbevangenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken van de moderne sociale psychologie

A
  • overtuiging dat het sociale gedrag niet los gezien kan worden van sociale gedachten
  • rol van emotie in de sociale kant van het leven
  • begrijpen van het belang van sociale relaties
  • veel aandacht voor hersenonderzoek
  • rol van impliciete (onbewuste) processen
  • volledig rekening houden met sociale diversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

manieren om onderzoek te doen

A
  • systematische observatie
  • correlatie
  • experimentele methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mediërende variabele

A

variabele die wordt beïnvloedt door een onafhankelijke variabele en vervolgens zelf een afhankelijke variabele beïnvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

deceptie

A

achterhouden van daadwerkelijke reden waarom mensen participeren in een onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 procedures om depeptie te verkleinen

A
  1. informed consent

2. debriefing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 belangrijke aspecten van sociale psychologie

A
  1. cognitie
  2. emotie
  3. gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

heuristieken

A

vuistregels die wij gebruiken bij het maken van beslissingen op basis van kansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

representatieheuristiek

A

hoeveel lijkt het op wat je kent? hoe meer iemand overeenkomt met de kenmerken die typisch zijn voor een bepaalde groep, hoe groter de kans dat iemand bij die groep hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beschikbaarheidsheuristiek

A

hoe beschikbaar is de informatie in je geheugen, beslissing maken op basis van informatie die het eerste naar boven komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ankering

A

je begint met een anker, dit anker houdt je tegen om veel hoger of veel lager te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eiken aan aanpassen

A

de tendens om een bepaalde waarde of getal te gebruiken als startpunt en op basis daarvan vervolgens aanpassingen te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

status quo heuristiek

A

dingen die veel voorkomen en bekend zijn geworden zien als ‘goed’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

status quo

A

stand van zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impact van schema;s op sociale cognitie

A
  • aandacht
  • coderen
  • ophalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aandacht

A

informatie die overeenkomt met schema’s valt eerder op

17
Q

coderen

A

gegevens die overeenkomen met de schema’s wordt eerder opgeslagen

18
Q

ophalen

A

informatie die consistent is met de schema’s wordt eerder opgehaald dan informatie die niet consistent is met de schema’s

19
Q

selffullfilling prophecies

A

men gaat zich gedragen op zo’n manier dat hij of zij uiteindelijk bevestiging zullen krijgen van hun eigen verwachtingen

20
Q

optimistische bias

A

neiging om te geloven dat het uiteindelijk wel goed komt

21
Q

overconfidence bias

A

meer vertrouwen in de juistheid van eigen oordeel dan eigenlijk redelijk is

22
Q

planning fallacy

A

optimistische schatting van hoeveel tijd iets kost om te doen

23
Q

counterfactual thinking

A

denken in tegenstelling tot de feiten, je afvragen hoe het zou zijn als dingen anders waren gelopen

24
Q

magical thinking

A

neiging om aannames te maken waarvan iemand eigenlijk weet dat ze niet waar kunnen zijn

25
Q

terror management

A

inspanningen om in het reine te komen met de zekerheid van onze dood en de daarbij behorende verontrustende implicaties

26
Q

humeur bepalend geheugen

A

humeur is van invloed op wat we ons herinneren, omdat we bijvoorbeeld op het moment van de herinnering in dezelfde gemoedstoestand waren

27
Q

humeur overeenstemmend effect

A

meer postieve informatie opslaan als we in een goede stemming zijn

28
Q

affectieve vooruitzichten

A

hoe we ons denken te gaan voelen in een situatie