A. Pijnmedicatie Flashcards

(76 cards)

1
Q

Nociceptoren zijn

A

Zenuwen die pijn detecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pijn wordt veroorzaakt door

A

weefselbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoffen die nociceptoren stimuleren

A

histamine
serotonine
brandykinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

functie prostaglandinen

A

verhogen gevoeligheid van sensorische zenuweinden nociceptoren voor histamine, serotonine, bardykinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappen WHO pijnladder

A
  1. Paracetamol (evt + prostaglandinesynthaseremmer)
  2. Zwak werkend opioid (codeïne/tramadol)
  3. Sterker opioid (morfine/fentanyl, evt opiodrotatie)
  4. Pijnstilling via parenterale toediening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dosering paracetamol

A

500-1000mg 3-4x daags

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dosering ibuprofen

A

max 2400mg over 4-6 doses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dosering diclofenac

A

50mg 2-4x per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dosering naproxen

A

250-500mg 2x per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dosering codeïne

A

30-60mg per keer, max 200mg per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dosering tramadol

A

50-100mg 3-4x per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opioidrotatie

A

rotatie van morfinepreparaten - wanneer pijnstilling onvoldoende werkt of wanneer bijwerkingen onacceptabel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

indicatie fentanylpleister

A

stabiele opioidbehoefte
slikproblemen
braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nadeel fentanylpeister

A

trage inwerktreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dosering morfine retard

A

1-2dd 10-30mg (laagst mogelijke effectieve dosis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

WHO pijnladder 1 en 3 combineren omdat

A

verschillende aangrijpingspunten in pijnmechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Antipyretische werken

A

koortsverlagend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bijwerkingen paracetamol

A

leverbeschadiging (150 mg/kg per dag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

leverbeschadiging paracetamol risicofactoren

A

pre-existente leverbeschadiging
alcoholisme
slechte voedingstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

leverbeschadiging paracetamol mechanisme

A

CYP2E1: Paracetamol —> NAPQI (schadelijk)
glutathion: NAPQI —> onschadelijk
als NAPQI > bindingscapaciteit glutathion –> leverschade

slechte voedingstoestand –> minder glutahion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

NSAID

A

non steroidal anti-inflammatory drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

werkingsmechanisme NSAID

A

remming COX enzym –> hierdoor remming prostaglandine synthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Voorbeelden klassieke NSAID’s

A

klassiek = niet selectief

ibuprofen, naproxen, diclofenac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voorbeelden COX-2 remmers

A

celecoxib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
COX-1 functie
productie van prostaglandinen voor weefselhemostase: - het als autoregulatie onderhouden van realen perfusie - Gastroprotectie - trombocytenaggregatie
26
COX-2 functies
autoregulatie onderhouden renale perfusie inflammatie ovulatie sluiting ductus botalli CZS-functies (koorts, pijn, cognitieve functies)
27
voordeel COX-2 remmers
minder gastro-intestinale bijwerkingen
28
nadeel COX-2 remmers
kans op cardiovasculaire bijwerkingen
29
Bijwerkingen NSAIDs
1. ulcus pepticum (maagdarmstoornissen) 2. nierfalen (nierfunctiestoornissen) 3. trombocytopathie (cardiovasculaire bijwerkingen) verergering hartfalen door water en zout retentie
30
Risicofactoren ontwikkelen gastro-intestinale bijwerkingen bij NSAID gebruik
``` eerder ulcus reumatoïde artritis/corticosteroiden gebruik SSRI gebruik anticogulantia of acetylsalicylzuur gebruik aanwezigheid H. pylori hartfalen diabetes mellitus leeftijd >60 ```
31
Risicofactoren ontwikkelen nierfalen bij NSAID gebruik
hartfalen dehydratie sepsis pre-existent nierfalen
32
PPI gebruik bij NSAID gebruik
omeprazole of misoprostol behandeling gastro-intestinale bijwerkingen bij ten minste 1 risicofactor preventief
33
pathofysiologie gastro-intestinale bijwerkingen NSAID gebruik
remming productie prostaglandinen --> verminderde functie maagslijmvlies
34
pathofysiologie renale schade NSAID gebruik
prostaglandine --> dilatatie afferente arteriole --> toegenomen doorbloeding nier NSAID = prostaglandine remming --> verminderde doorbloeding nier / vochtretentie / acute nierinsufficientie
35
risicofactoren renale schade NSAID gebruik
nier = prostaglandine afhankelijk bij lage druk in nier - verminderd circulerend volume: hartfalen, dehydratie, sepsis - RAS-remmers - Pre-existent nierfalen
36
renale druk afhankelijk van
systemische bloeddruk vaattonus pre-glomerulair vaattonus post-glomerulair
37
Gevolg renale schade bij NSAID gebruik
elektrolytstoornissen (hyper-K) smalle therapeutische breedte renaal geklaarde medicatie kans op geneesmiddelintoxicatie
38
Voorbeelden renaal geklaarde medicatie
``` Sotalol digoxine lithium nitrofuantoine metformine ```
39
Acetylsalicylzuur geeft in lage dosis
geen nierfunctieverlies (80mg)
40
pathofysiologie cardiovasculaire bijwerkingen NSAIDs
water en zout retentie --> perifeer oedeem en hypertensie | verergering bij hartfalen --> NDAIDs vermijden bij deze patiënten
41
NSAIDs + ? = gastro-intestinale bloedingen
cumarine trombocytenaggregatieremmers Steroiden SSRI's
42
NSAIDs + ? = nierfalen
RAS-remmers (volume depletie, hyper-K) | Diuretica (lager circulerend volume - meer prostaglandine afhankelijk)
43
NSAID + antihypertensiva = ?
Verminderd effect antihypertensiva door zoutretentie bij NSAID
44
typen opioid receptoren
µ (altijd geactiveerd) κ (vaak geactiveerd) δ (soms geactiveerd)
45
Belangrijkste bijwerkingen opioiden
obstipatie ademdepressie afhankelijkheid
46
naloxon
couperen werking/bijwerking morfine-agonisten
47
risicofactoren ontwikkelen afhankelijkheid
middelen misbruik | snel werkende opiaten (fentanly neuspray)
48
sterkte analgetisch effect | minst naar meest
codeine --> tramadol --> morfine --> fentanyl
49
opioid meeste bijwerkingen
tramadol vooral misselijkheid en duizeligheid bij ouderen veel centrale bijwerkingen
50
tramadol remt
heropname noradrenaline en serotonine
51
codeïne --> morfine door
CYP2D6
52
µ-receptor werking
``` analgesie supraspinale analgesie ademhalingsdepressie euforie fysieke afhankelijkheid ```
53
κ-receptor werking
``` analgesie miosis sedatie dysforie psychotomimetische effecten ```
54
nadelen codeine
lage affiniteit opioid receptor zwak analgetisch effect 10% van bevolking heeft geen CYP2D6 --> geen werking obstipatie
55
effect morfine door binding
µ-receptoren
56
sterk analgetisch effect fentanyl door
selectiviteit µ-receptoren
57
toedieningsvormen fentanyl
nasaal transdermaal (want is lipofiel) buccale toediening (Lolly) oromucosomaal (smelttablet)
58
kinetiek Fentanyl nasaal
Tmax 12-20 min | T1/2 3-4 uur
59
kinetiek Fentanyl dermaal
effect na 6-12 uur 72 uur afgifte t1/2 17 uur
60
waarom reageert de ene patiënt beter op de ene opioid dan de andere (werking en bijwerking)
verschillen in affiniteit van verschillende receptoren
61
voordeel opioid rotatie
verschillende opioiden grijpen op verschillende receptoren aan hierdoor wordt het optreden van tolerantie verminderd
62
werking opioiden
analgesie
63
risicofactor ademdepressie (opioid gebruik)
COPD
64
Bijwerkingen opioid CZS
delier sedatie remming ademhaling miosis
65
bijwerkingen opioid maag-darmkanaal
toename tonus gladde spieren + afname motiliteit - obstipatie - misselijkheid en braken - constrict sfincter van Oddi (galsteenkoliek)
66
bijwerkingen opioid luchtwegen
afname diepte en frequentie ademhaling | bronchoconstrictie
67
bijwerkingen opioid huid
jeuk
68
risicofactoren obstipatie
bedlegerigheid/immobiliteit slechte intake water en voedsel medicatie (oa ondaserton, tricyclische antidepressiva, anticholinerge middelen)
69
medicamenteuze behandeling obstipatie
movicolon lactulose (kan krampen geven) magnesiumhydroxide (veel interacties) Klysma
70
Interacties magnesiumhydroxide
``` tetracycline digoxine ijzer cefuroxim bisfosfanaten chinolonen ```
71
pathofysionlogie ademdepressie opioid
COPD --> Chronische respiratoire insufficiëntie --> ventilatoire drive door pO2 --> O2 toediening geeft ademdepressie
72
contra-indicatie snel werkende opiaten (Fentanyl neusspray/lolly)
pijn veroorzaakt door goedaardige aandoening
73
Randvoorwaarde voorschrijven opiaten
- geef alleen mee voor de periode waarvan je verwacht de patiënt pijn zal ervaren - heeft de patiënt langer nodig - komt het door pijn (genezing niet goed) of door afhankelijkheid
74
grotere kans op obstipatie bij opiaat gebruik bij volgende medicatie:
anticholinergics antidepressiva diuretica calciumantagonisten
75
grotere kans op ademdepressie bij opiaat gebruik bij volgende medicatie:
benzodiazepines (onderdrukking ademcentrum)
76
tramadol randvoorwaardes gebruik
gebruik zoveel mogelijk vermijden behandeling kort en intermitterend (langer gebruik geeft afhankelijkheid) Voorkeur voor low dose opiaat