C. Cardiovasculaire middelen Flashcards

(129 cards)

1
Q

groepen cardiovasculaire middelen

A
diuretica 
beta-receptorblokkerende sympathicolytica 
calciumantagonisten 
RAS-remmers
Hartglycosiden 
Nitraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

groepen diuretica

A

Thiazidediuretica
Lisdiuretica
Kaliumsparende diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

groepen beta-receptorblokkerende sympathicolytica

A

selectieve β-blokkers

niet selectieve β-blokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

groepen calciumantagonisten

A
dihydropyridinen
overige calciumantagonisten (diltiazem, verapamil)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

groepen RAS remmers

A

ACE-remmers

Angiotensine II-antagonisten of angiotensine receptor blokkers (ARB)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aangrijpingspunten anti-hypertensiva

A

Arteriele vaatverwijding –> verlaging perifere weerstand
Veneuze vaatverwijding –> verlaging preload
absolute afname circulerend volume –> verlaging preload
Verlaging contractiekracht of frequentie hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arteriele vaatverwijding medicatie

A

calciumantagonisten, RAS remmers, ARB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veneuze vaatverwijding medicatie

A

nitraten, RAS-remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

afname absolute circulerend volume medicatie

A

diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verlagen contractiekracht/frequentie hart medicatie

A

β-blokkers, diltiazem, verapamil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werkingsmechanisme diuretica

A

verhogen uitscheiding NaCl en water door vermindering van terugresorptie elektrolytenabsorptie in de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

werkingslocatie Lisdiuretica

A

Lis van Henle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkingslocatie thiazide diuretica

A

Distale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werkingslocatie kaliumsparende diuretica

A

Corticale verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeelden lisdiuretica

A

Bumetanide

Furosemide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeelden thiazide diuretica

A

chloortalildon

hydrochloorthiazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voorbeelden kaliumsparende diuretica

A

amiloride
Spironolacton
tiamtereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lisdiuretica werkingsmechanisme

A

Remming Na/K/2Cl co-transport in Lis. –> hoger aanbod Na in distale tubulus –> Na/K countertransport met verhoogde K+ uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

diuretisch effect lisdiuretica

A

sterk en snel oplopend diuretisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

werkingsmechanisme thiazidediuretica

A

remming Na/Cl cotransport –> hoger aanbod Na in distale tubulus/verzamelbuis –> Na/K countertransport met verhoogde K+ uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

diuretisch effect thiazidediuretica

A

Matig, lang aanhoudend diuretisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

diuretisch effect Kaliumsparende diuretica

A

zwak diuretisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

werkingsmechanisme spironolacton

A

Competitieve antagonist van aldosteron voor aldosteronreceptor, daardoor remming van de Na+/K+- uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

werkingsmechanisme amiloride, triametereen

A

Remming van de corticale Na+ kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
indicaties thiazide diuretica
hypertensie en mild hartfalen
26
indicaties lisdiuretica
hartfalen (oedeem en dyspnoe) | ascites bij levercirrose
27
inzet kaliumsparende diuretica
naast lis- of thiazidediureticum ter voorkoming van hypokaliëmie. Amiloride, triamtereen
28
indicaties spironolacton
hartfalen NYHA III , het beperkt de hermodellering van het hart bij hartfalen
29
effect lage nierfunctie werking diuretica
Bij nierfunctieverlies daalt de werking van lis - en thiazidediuretica lis: hoger doseren bij nierfunctieverlies thiazide: omzetten naar lis.
30
werkingsduur furosemide
6 uur (lasix = last six hours)
31
bijwerking spironolacton
hyperkaliemie
32
Interacties diuretica leiden tot
Verhoogde valneiging hyponatriemie nierfalen hyperkaliemie
33
diuretica + SSRI =
hyponatriemie
34
diuretica + RAS-remmer/NSAID =
nierfalen | hyperkaliemie
35
Diuretica + NSAID =
verminderd effect diuretica door zoutretentie
36
Diuretica + opiaten/benzo's =
verhoogde valneiging
37
bijwerking thiazide + lisdiuretica
verminderd effectief circulerend volume
38
risicofactoren voor ontstaan verminderd effectie circulerend volume bij thiazide/lis
koorts, diarree, braken, anorexie -> dehydratie
39
kliniek verminderd effectief circulerend volume
hypotensie | dehydratie
40
kliniek hypokaliemie
spierzwakte
41
kliniek hyponatriemie
misselijkheid, verwardheid
42
kliniek hyperkaliemie
``` ritmestoornissen duizeligheid bij opstaan dehydratie hypotensie nierfalen ```
43
risicofactoren voor ontstaan hypokaliemie bij thiazide/lis
ouderen verminderde K+ intake diarree
44
risico factoren voor ontstaan hyponatriemie bij thiazide
ouderen | verminderde intake van eiwit en zout
45
risico factoren ontstaan hyperkaliemie bij kalium sparende diuretica
diabetes mellitus hartfalen ouderen nierfalen
46
behandeling hypokaliemie bij thiazide/lis
kaliumsuppletie | over op kalium sparend diureticum of RAS-remmer
47
behandeling hyponatriemie bij thiazide/lis
stoppen diureticum serum natrium bepalen 5 tot 9 dagen na start midden correctie middels intake/infuus
48
te snelle correctie hyponatriemie kan leiden tot
een te snelle dehydratie van hersencellen (centrale pontiene myelinolyse)
49
behandeling hyperkaliemie bij kaliumsparende diuretica
``` stoppen middel behandelen met - calciumgluconaat - insuline/glucose - natrium-polysereensuflaat (resonium) - dialyse ```
50
preventie hyperkaliemie bij kaliumsparende diuretica
bij >70jr voor en na starten K spiegels bepalen. | risicofactoren en K intake beperken
51
typen beta-receptoren
beta-1 | beta-2
52
type beta-blokkers
selectief/niet selectief
53
doel behandeling beta-blokkers
gericht op het verbeteren van de ventriculaire vulling tijdens diastole en het verminderen van ischemie
54
effect blokkade beta receptoren
bloeddrukdaling afname hartminuutvolume toename van bronchialesecretie vernauwing bronchiolen
55
locatie beta-1 receptor
pacemaker cellen in het myocard
56
Prikkeling beta-1 receptor geeft
Chronotroop: tachycardie Inotroop: toename van de contractiekracht van de hartspier Dromotroop: versnelling van de prikkelgeleiding in het hart
57
locatie beta-2 receptor
wanden van de luchtwegen en bepaalde bloedvaten
58
Prikkeling beta-2 receptor geeft
verwijding bronchiolen Vasodilatatie van bloedvaten van dwarsgestreept spierweefsel (reflectoire tachycardie)
59
voorbeelden niet selectieve betablokkers
propanolol labetolol sotalol
60
voorbeelden selectieve betablokkers
atenolol bisoprolol metoprolol
61
selectieve betablokkers werken op
beta-1 receptoren
62
labetalol =
niet selectieve betablokker | alfablokker
63
effect alfablokker
vaatverwijdend
64
sotalol =
niet selectieve betablokker | klasse III anti-aritmicum
65
effect betablokkers
verlaging hartfrequentie verlaging bloeddruk verlaging contratiliteit hart
66
indicaties betablokkers
atriumfibrileren hypertensie hartfalen (indien stabiel) secundaire preventie na myocardinfarct
67
veel voorkomende bijwerkingen betablokkers
hypotensie bradycardie verhoogde valneiging
68
specifieke bijwerking sotalol
ritmestoornissen
69
verhoogde kans ritmestoornissen bij sotalol indien
``` hypokaliemie nierfunctiestoornis (wordt door de nier uitgescheiden) ```
70
minder voorkomende bijwerkingen betablokkers
koude extremiteiten, vermoeidheid, bronchospasmen, impotentie en een verhoogde valneiging
71
Betablokker + ? = bradycardie
calciumantagonisten | negatief chronotrope medicatie
72
betablokker + ? = ritmestoonis
voornamelijk bij sotalol gebruik middelen die K-spiegels verlagen (thiazide/lis) middelen die nierfunctie verminderen (NSAIDs) Middelen die de QT-tijd verlengen (onder andere sommige antipsychotica)
73
verminderd effect betablokkers indien
NSAID gebruik (o.a. door zoutretentie)
74
typen calcium antagonisten
dihydropyridines | non-dihydropyridines
75
voorbeelden dihydropyridines
amlodipine, nifedipine
76
voorbeelden non-dihydropyridines
verapamil, diltiazem
77
Werkingsmechanisme calciumantagonisten
1) werken op de gladde spiercellen --> verlaging vaattonus --> verwijding coronairen en perifere arterien 2) vertraging prikkelgeleiding SA -> AV knoop
78
effect calciumantagonisten
verlaging bloeddruk | vaat verwijding
79
bijwerkingen dihydropyridines
hypotensie, valneiging, oedeem ongewenst vaatverwijdende effecten: hoofdpijn, ‘flushes’, oedeem, duizeligheid en reflextachycardie, obstipatie
80
bijwerkingen non-dihydropyridines
bradycardie combinatie met betablokker vermijden
81
reden orgaanspecificiteit calciumantagonisten
calciumkanalen van structuur verschillen in de vaatwand en in het hart
82
indicaties dihydropyridines
hypertensie
83
indicaties non-dihydropyridines
Hypertensie en atriumfibrileren
84
werkingsmechanisme dihydropyridines
vooral vaatverwijdend, minimaal effect op SA - AV geleiding
85
werkingsmechanisme non-dihydropyridines
effect op SA - AV geleiding en vaatverwijdend
86
interacties met dihydropyridines
Middelen die het enzym CYP3A4 beïnvloeden kunnen het effect van sommige dihydropyridinen beïnvloeden.
87
interacties met non-dihydropyridines
Voorzichtigheid moet worden geboden bij tegelijk gebruik van β-blokkers vanwege het risico op bradycardie en AV-geleidingsstoornissen.
88
Werking RAS systeem
Door bloeddrukverlaging en Na+-depletie wordt renine afgescheiden door de juxtaglomerulaire cellen in de nier. Dit veroorzaakt het afsplitsen van het oligopeptide angiotensine I, dat door ‘angiotensin converting enzyme’(ACE) wordt gehydrolyseerd tot angiotensine II. Dit heeft vasoconstrictieve eigenschappen en induceert het vrijkomen van aldosteron uit de bijnierschors, wat resulteert in bloeddrukstijging, natrium- en waterretentie en toename van de kaliumuitscheiding
89
type RAS-remmer
ACE-remmer | Angiotensine II-antagonisten of angiotensine receptor blokkers (ARB's)
90
voorbeelden ACE-remmers
captopril, enalapril en lisinopril
91
Effect ACE remming
lagere bloeddruk | regressie van de harthypertrofie, vaatverwijding en vermindering van hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen
92
ACE-remmers remmen
de omzetting van angiotensine 1 --> angiotensine 2 door ACE
93
indicaties ACE remmers
hypertensie Myocardinfarct hartfalen diabetische proteinurie
94
Reden ACE remmers bij diabetische proteinurie
geven verlaging perfusiedruk in de glomerulus --> minder schade
95
ACE remmers + verminderde nierfuctie =
voorzichtig mee zijn, met name bij nierarterie stenose omdat het RAS systeem dan sterk gestimuleerd is en hebben de middelen een sterk effect.
96
ACE remmer bij hartfalen gunstig omdat
zorgen ook voor vaatverwijding --> voor en na-belasting nemen af gunstige invloed op de hypertrofie
97
ACE remmer bij myocardinfarct gunstig omdat
vaatverwijding - minder ischemie | voorkomt remodeling hartspier en gladde spieren vaatwand --> voorkomt hartfalen
98
bijwerkingen ACE remmers
``` hyperkaliemie nierfalen hypotensie valneiging angio-oedeem (naso-farynx) kriebelhoest ```
99
startdosering ACE remmer
begin laag en hoog heel langzaam op (start low, go slow)
100
Verminderen valrisico ACE remmer
's avonds innemen
101
ACE remmer + ? = hypotensie risico hoog
diuretica
102
nierfalen vs verbeteren nefropathie bij ACE remmers
ACE-remmer + NSAID --> slecht voor nierfunctie ACE remmer --> lagere glomerulaire druk --> goed voor nierfunctie
103
ontstaan hyperkaliemie bij ACE remmer
secundair aan de verminderde aldosteron secretie
104
ACE remmer + ? = verminderd effect ACE remmer
NSAIDs
105
hogere kans op nierfalen bij ACE-remmer als
Dehydratie, diarree, braken, Koorts, anorexie
106
hogere kans op hyperkaliemie bij ACE-remmer als
Diabetes mellitus, | hartfalen, nierfalen
107
Voorbeelden AT1-antagonisten
losartan, valsartan
108
Werking angiotensine 2
vaatvernauwend | afgifte van aldosteron (stimuleert proliferatie van gladde spiercellen)
109
AT1-receptor antagonisten remmen
de werking van angiotensine 2
110
AT1 receptor antagonisten als vervanging van ACE-remmers indien
ACE remmer prikkelhoest of angio-oedeem geven
111
Hartglycoside =
digoxine
112
werker digoxine
verhoogd contractiliteit hart verlaagd hartfrequentie vertraagt AV-geleiding
113
indicaties digoxine
hartfalen | AF met snelle volgfrequentie
114
halfwaardetijd digoxine
40-70 uur
115
farmacokinetiek digoxine
renale klaring | smalle therapeutische breedte
116
bijwerkingen digoxine
ritmestoornissen | bradycarie
117
verhoogd risico ritmestoornissen bij digoxine indien
hypokaliemie (diuretica) | nierfunctieverlies (NSAIDs)
118
dosering digoxine
oplaad dosis gevolgd door onderhoud
119
verhoogd risico bradycardie digoxine indien
combinatie met verapamil of andere middelen met een negatief chronotrope werking
120
voorbeelden nitraten
nitroglycerine
121
indicaties nitraten
angina pectoris | longoedeem/astma cardiale
122
effect nitraten
direct vaatverwijdend effect op de veneuze bloedvaten en coronaire vaten remmend op plaatjesadhesie en -aggregatie
123
toedieningsvormen nitraten
Oraal Topicaal (pleister) IV - werkt ook op arteriolen
124
nitraten als onderhoudsbehandeling leidt tot
tollerantie van het effect
125
Voorkomen tollerantie nitraten door
intermitterend doseren (8-12 uur tussen doseringen)
126
nitraatcollaps =
belangrijkste bijwerking nitraten
127
nitraatcollaps voorkomen
niet staand innemen
128
risico's voor ontwikkelen nitraatcollaps
snel werkende preparaten (acute POB) | overvulde patienten
129
Isosorbide-dinitraat (ISDN) toediening/indicaties
oromucosaal - couperen aanval IV - hartfalen Oraal - onderhoud