A t/m B Flashcards
(121 cards)
In staat, bekwaam
Able (ability)
Misbruik maken van
To abuse
Misbruik; mishandeling
Abuse
Toegang
Acces
Toegankelijk
Accessible (accessibility)
Onderbrengen, huisvesten
To accommodate (accommodation)
Vergezellen, begeleiden
To accompany (accompaniment)
Volbrengen, presteren
To accomplish (accomplishment)
Volgens
According to
Verslag doen van
To account (account)
Verklaren
To account for
Beschuldigen
To accuse (accusation)
Pijn doen
To ache
Presteren; bereiken
To achieve (achievement)
Erkennen
To acknowledge (acknowledgement)
Verwerven
To acquire (acquisition)
Daad; wet
Act
Handelen, doen; acteren
To act ( act; action; actor)
Eigenlijk
Actually
Advertentie
Ad (=advertisement)
Aanpassen, bewerken
To adapt
Toevoegen
To ad (addition)
Verslaafde
Addict
Verslaafd zijn aan
To be addicted to (addiction)