C Flashcards
(100 cards)
1
Q
Kooi
A
Cage
2
Q
Afgelast, afzeggen
A
To cancel
3
Q
In staat zijn tot
A
Capable of
4
Q
Zorgen voor
A
To care for (care, carer)
5
Q
Doorgaan met
A
To carry on
6
Q
Geval; rechtzaak
A
Case
7
Q
Terloops; vrijetijds
A
Casual
8
Q
Doden en gewonden
A
Casualties
9
Q
Inhalen
A
To catch up (on)
10
Q
Oorzaak; zaak
A
Cause
11
Q
Veroorzaken
A
To cause (cause)
12
Q
Voorzichtig
A
Cautious (caution)
13
Q
Vieren
A
To celebrate (celebration)
14
Q
Beroemdheid
A
Celebrity
15
Q
Voorzitter
A
Chair, chairman
16
Q
Betwisten; uitdagen
A
To challenge (challenge)
17
Q
Belasten; berekenen, als prijs vragen
A
To charge
18
Q
Liefdadigheid
A
Charity
19
Q
Omstandigheden
A
Circumstances
20
Q
Burger
A
Citizen
21
Q
Beleefd; burger
A
Civil
22
Q
Ambtenaar
A
Civil servant
23
Q
1) burger 2) burger-
A
Civilian
24
Q
Beweren, eisen
A
To claim (claim)
25
Toeval
Coincidence
26
Ineenstorten; mislukken
To collapse (collapse)
27
Botsen
To collide (collision)
28
Kolom; rubriek; zuil
Column
29
Troosten
To comfort (comfort)
30
Begaan
To commit
31
Een misdaad begaan
To commit a crime
32
Gemeenschappelijk; gebruikelijk, gewoon
Common
33
Gemeen(-schappelijk)
Common in
34
Gemeenschap; gemeente
Community
35
Vergelijken
To compare (comparison)
36
Concurreren
To compete (competition)
37
Concurrerend; prestatiegericht
Competitive
38
Klagen
To complain (complaint)
39
Voltooien
To complete
40
Begrijpen
To comprehend (comprehension)
41
Verwekken (van een baby)
To conceive (conception)
42
Zorg; bezorgdheid; bedrijf
Concern
43
Bezorgd; desbetreffende
Concerned
44
1) beton(nen) 2) concreet
Concrete
45
Veroordelen
To condemn (condemnation)
46
Gedrag
Conduct
47
Leiden; dirigeren (van een orkest)
To conduct (conductor)
48
Vol (zelf)vertrouwen
Confident (confidence)
49
Vertrouwelijk
Confidential
50
Bevestigen
To confirm (confirmation)
51
Verwarren
To confuse (confusion)
52
Veroveren
To conquer (conquest)
53
Zich bewust
Conscious
54
Dientengevolge, dus
Consequently
55
Behouden
To conserve (conservation)
56
Overwegen
To consider (consideration)
57
Aanzienlijk
Considerable
58
Bestaan uit
To consist of
59
Consequent
Consistent
60
Raadplegen
To consult (consultation)
61
Bevatten
To contain (container)
62
Eigentijds, hedendaags
Contemporary
63
Minachting
Contempt
64
Tevreden
Content, contented
65
Inhoud
Content, contents
66
Wedstrijd
Contest
67
Doorgaan (met)
To continue (continuation)
68
Aanhouden
Continual
69
Voortdurend
Continuous
70
Tegenspreken
To contradict (contradiction)
71
Bijdragen
To contribute (contribution)
72
Beheren; besturen
To control (control)
73
Gemakkelijk, comfortabel
Convenient (convenience)
74
Nonnenklooster
Convent
75
Omstreden
Controversial
76
Veroordelen
To convict
77
Veroordeelde
Convict
78
Veroordeling; overtuiging
Conviction
79
Overtuigen
To convince
80
Zich weten te redden; aankunnen
To cope (with)
81
Kern
Core
82
(Gemeente)raad
Council
83
Tellen, berekenen
To count
84
Toonbank, balie
Counter
85
Platteland
Countryside
86
Cursus; baan, loop
Course
87
(Gerechts)hof
Court
88
Verongelukken, te pletten slaan/vallen
To crash
89
Scheppen, creëren
To create (creation)
90
Schepsel, wezen
Creature
91
Geloofwaardig
Credible (credibility)
92
Bemanning; ploeg
Crew
93
Criticus, recensent
Critic
94
Essentieel, kritiek
Crucial
95
Wreed
Cruel (cruelty)
96
Genezen
To cure (cure)
97
1) huidig, actueel 2) stroom
Current
98
Tegenwoordig
Currently
99
Vloeken
To curse (curse)
100
Klant
Customer
