AA: atmosferische processen deel 2 NIET voll Flashcards

(80 cards)

1
Q

hoe gaat de waterkringloop KORT

A

1) er verdamp water v. waterlichemen en er evaporeert water uit bomen
2) het condenseert tot een wolk
3) het regent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de absolute vochtigheid

A

A.V.= de hvlheid waterdamp die aanwezig is in de wolk
OFWEL: het aantal gram waterdamp, bij een bepaalde druk & temp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de relatieve vochtogheid

A

R.V.= de verhouding tss de aanwezige waterdamp en de MAX hvlheid waterdamp, dat de wolk kan dragen bij die temp. & druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formule R.V.

A

A.V. / MAX vochtigheid bij die temp. *100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is verzadigde lucht

A

het is wanneer de absolute vochtigheid 100% is en dus VOL met waterdamp zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer heb je meer kans op neerslag (volgen A.V. en R.V.)

A

bij een lage temp. , want dan stijgt de R.V., waardoor de wolk minder wtaerdamp kan houden/condenseren -> regen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is regen

A

wordt gevormd uit waterdrupples of ijskristallen die door luchtlagen van boven de 0°C vallen (event. ijskristallen zullen daardoor smelten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is ijzel (2)

A

wordt gevromd als onderkoelde waterdruppels de koude grond (onder 0°C) raken OF als regendruppels op de grondvallen, en daar bevriezen door vorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is droge sneeuw

A

ontstaat als de lucht onder wolken een temp. onder 0°C heeft en ijskristallen samenklonteren tot sneeuwvlokken EN ze op de grondvallen die ONDER 0°C is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is natte sneeuwontstaat als de lucht onder wolken een temp. onder 0°C heeft en ijskristallen samenklonteren tot sneeuwvlokken EN ze op de grondvallen die ONDER 0°C is

A

ontstaat als de lucht onder wolken een temp. onder 0°C heeft en ijskristallen samenklonteren tot sneeuwvlokken MAAR de grond is boven nulpunt, dus ze smelten terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is hagel

A

ontstaat als ijskristallen keer op keer terug omhoog gaan in een stapelwolk, waarbij er bovenin de wolk steeds weer een ijslaagje wordt toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is dauw

A

wordt gevormd als waterdamp condenseert op een koud opp. waarvan de temp. HOGER dan 0°C is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is rijp

A

wordt gevormd als waterdamp bevriest op een opp. dat ONDER 0°C is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is rijm

A

wordt gevormd als waterdamp EERST condenseert tot dauw en dan bevriest op een opp. dat ONDER 0°C is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is mist

A

het is de condensatie van waterdamp in een WOLK dicht boven het aardopp. die koud/koel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke 3 basistypes van wolken heb je

A
  • cirrus
  • stratus
  • cumulus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is cirrus

A

veeg- of vederwolken (bestaan uit ijskristallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is stratus

A

horizontale en uitgesrekte wolken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is cumulus

A

stapelwolken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke stamwoorden heb je op vlak v. wolken (5)

A
  • strato
  • cumulo
  • alto
  • cirro
  • nimbo/nimbus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat betekent strato

A

laag -> als in horizontaal uitgestrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat betekent cumulo

A

verticaal opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat betekent alto

A

middelhoge bewolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat betekent cirro

A

hoge bewolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat betekent nimbo/nimbus
het wijst op neerslag
26
welke factoren hebben een invloed op de neerslagverdeling (5)
- breedteligging - winden + afstand tot zee - gebergte - ITCZ - warme en koude zeestromen
27
hoe heeft de breedteligging invloed op de neerslagverdeling
- bij de L-drukgebieden is vaak veel regen, op wereldschaal is dit bij de minima (equatoriaal,...) op 60° & 0° - bij de H-drukgebieden is vaak droogte, op wereldschaal is dit bij de maxima (polair,...) op 90° & 30°
28
waarom is er veel neerslag bij L-drukgebied
doordat er een stijgende lucht beweging is, waardoor de lucht afkoelt en condenseert: neerslag
29
waarom is er droogte bij H-drukgebieden
doordat er een dalende luchtbeweging is, waardoor de lucht opwarmt en droogt: geen neerslag
30
hoe noem je de ontstane regenbuien boven het equatoriaal minimum
de zenitale of convectieregens
31
hoe noem je de ontstane regenbuien boven het sub- & tropisch polair maximum
frontale of cyclonale regens
32
hoe hebben de wind en de afstand tot de zee een invloed op neerslag
W-EU krijgt meer neerslog dan O-EU, door de (Z-),W-wind die de waterdamp van de atlantische oceaan opneemt en dan voor regens zorgt boven W-EU => O-EU = verder landinwaarts, waardoor de luchtvochtigheid ondertussen afgenomen
33
hoe hebben gebergte een invloed op de neerslag (2 delen)
door dat een berg 2 zijden heeft: de loefzijde en de lijzijde
34
welke invloed heeft de loefzijde + **term**
= de kant aan de kust, die duwt de regen naar boven -> de temp. v/d lucht daalt, de relatieve vochtigheid stijgt -> waterdamp condenseert -> **stijginsregen OF orografische regen**
35
welke invloed heeft de lijzijde
= de landzijde **= de regenschaduw**, hier regent het veel minder doordat de lucht terug opwarmt bij het dalen -> kans op condensatie verdwijnt (dus ook de regen)
36
welke invloed heeft de ITCZ op de neerslag
de ITCZ, is een L-drukgebied, waardoor daar ook de warme lucht naar boven wordt geduwt en afkoelt, waardoor er dan regen onstaat: dit zijn **convectie- of zenitale regens** MAAR: de ITCZ verschuift mee met de seizoenen, dus de neerslag ook => ontstaan droog & nat seizoen
37
welke invloed hebben warme zeestromen op de neerslag
de lucht boven warme zeestromen zal afkoelen wanneer die boven land komt -> condensatie + regen
38
welke invloed hebben koude zeestromen op de neerslag
de lucht boven koude zeestromen zal opwarmen wanneer die boven land komt -> GEEN condensatie + geen regen
39
welke EU weersatellieten heb je (2) + welke soort zijn dat
- Meteosatweersat. (=geostationaire) - Metopweersat. (=polaire)
40
welke AM weersatelliet heb je + welke soort zijn dat
de NOAA-weersat. (=polaire)
41
welke 2 soorten straing wordt er gebruikt bij satellieten
- infraroodstraling (IR) - zichtbaarlicht (VIS)
42
wat zie je bij IR-satellieten
de grijstinten staan voor temp. (kunnen altijd meten)
43
wat zie je bij VIS-satellieten
grijstinten staan voor absorptie en reflectie (wolken patronen) (+ werken enkel overdag waneer er licht is)
44
over wat bevat een weerbericht info (5)
- temp. - bewolking - neerslag - luchtdruk - wind
45
hoe staan de isobaren bij H- & L- drukgebied
bij laag staan ze DICHT bij elkaar bij hoog staan ze VER van elkaar
46
hoe gaat de wind op het N-halfrond bij hoge druk
met wijzerzin mee + weg van het centrum
47
hoe gaat de wind op het N-halfrond bij lage druk
in tegenwijzerzin + naar het centrum
48
hoe gaat de wind op het Z-halfrond bij hoge druk
in tegenwijzerzin + weg v/h centrum
49
hoe gaat de wind op het Z-halfrond bij lage druk
met wijzerzin mee + naar het centrum
50
welke 3 situaties heb je qua type weer
- in een hoogdruk gebied - in een frontale depressie (laagdruk gebied) - er tussenin
51
welke 5 benamingen heb je voor lucht/wind (3+2)
- Arctisch: A (van de noordpool) - Polair: P (van de noordelijke gematigde breedte) - Tropisch: T (zuiden) - maritiem: m (van de zee) - continentaal: c (over het vasteland)
52
hoe worden de fronten gevormd
wanneer luchtsoorten met verschillende dichtheden (temperaturen) elkaar ontmoeten
53
hoe ontstaat een warmte front
door dat er warme lucht OVER de koude lucht schuift
54
hoe onstaat een koude front
wanneer de koude lucht onder de warme schuift
55
wat is de warmesector
het gebied tss een warmte en koude front -> warme temperaturen
56
wat is een frontale depressie
het geheel van fronten die zich rond een laag drukgebied vormen
57
hoe bewegen de fronten
in de richting waarin de symbolen gericht zijn
58
wat is een occlusiefront
wanneer het koude front het warme front heeft ingehaald
59
hoe is het weer VOOR het warmte front
hoge cirrus (vederwolkjes), die geleidelijk de hemel volledig bedekken
60
hoe is het weer OP het warmte front
de hemel is volledig bedekt met nimbostratus (lage bewolking) -> temp. stijgt -> langdruige druilige regen (niet intens)
61
hoe is het weer in de warme sector
opklaringen en hogere temperaturen
62
hoe is het weer op het koude front
cumulonimbus (stapelwolken =verticaal) + hevige korte buien
63
hoe is het achter het koude front
aanvoer v. frisse lucht + de bewolking neemt af
64
weer occlusiefront
65
wat is het weer bij een laag druk gebied ALG
onstabiel weer: - veel neerslag - bewolkt - sterke windkracht - wisselvallig
66
hoe is het weer bij een hoog drukgebied ALG
- geen bewolking - geen kans op regen - zwakke windkracht
67
waarom is er geen regen bij hoogdrukgebied
de lucht daalt -> de temp v/d lucht stijgt -> lucht = droger
68
wat is de impact v. klim. verandering op het weer (klimaat + vegetatie)
- de klimaat zones verschuiven meer nr de polen -> koude zone wordt steeds kleiner -de vegetatiezones /**boomgrens** verschuiven meer nr de polen (toendra wordt taiga)
69
verschil toendra & taiga
toendra= het koudst -> geen bomen enkel grassen,....
70
verschil weer & klimaat
klimaat is gemeten over een langere periode (30 jaar) -> weer verandert vele sneller
71
gevolg verschuivende klimaat zones
er zijn veel meer exoten mogelijk en dus ook invasieve exoten (hoornaar)
72
wat is de impact v. klim. verandering op het weer (extremer weer)
- er zijn veel meer hittegolven --> veel droogte - er zijn meer hevige regenbuien --> overstromingen
73
hoe komt het dat de polaire straalstroom meandert
doordat het noordpoolgebied sneller opwarmt dan de rest v/d aarde --> temp verschillen tss evenaar en polen zijn kleiner -> straalstroom verliest kracht => DUS meandert
74
wat zijn de ruggen in de straalstroom
het zijn de uitstulpsel in N richting -> ze worden gevuld met warme lucht uit het zuiden (H-durk)
75
wat zijn de troggen in de straalstroom
het zijn de instulpsel in zuidelijke richting -> zijn gevuld met koudere lucht uit het noorden --> (L-drukgebied)
76
hoe kom t het dat er blokkades ontstaan op vlak v. druk gebieden
door de sterke kronkels in de straalstroom kunnen ze vast zitten -> lange periode hetzelfde weerbeeld
77
wat is een geblokkeerd L-druk gebied
een lange periode van friste en veel neerslag
78
wat is een geblokkeerd H-druk gebied
een lange periode van warmte en droogte -> hittegolven
79
hoe versterken hitte en droogte elkaar
de E v/d zon wordt gebruikt om vocht te verdampen -> wann de bodem uitgedroogt is, drijft de zonne-E de temp OP =>
80