Aansprakelijkheden Flashcards
(20 cards)
Indien personen die deel uitmaken van de organen van de rechtspersoon door derden die als gevolg van wanbeleid schade hebben geleden in een opvolgende procedure aansprakelijk worden gesteld, is de vaststelling van de OK dat sprake is van wanbeleid bindend voor diegenen die in de tweede fase van de enquête zijn verschenen. Dit impliceert echter niet persoonlijke aansprakelijkheid van deze personen voor het wanbeleid. De door de OK vastgestelde feiten staan in de opvolgende aansprakelijkheidsprocedure niet op voorhand vast, ook niet behoudens tegenbewijs. Het oordeel van de OK dat sprake is van wanbeleid kan onder omstandigheden wel de bewijsrechtelijke betekenis hebben dat de rechter voorshands bewezen acht dat de aangesproken persoon tegenover de rechtspersoon zijn taak niet heeft vervuld op de wijze waarop een redelijk bekwame en redelijk handelende functionaris die taak in de gegeven omstandigheden had behoren te vervullen.
Laurus
Voor de vraag of een accountant onrechtmatig heeft gehandeld en daarvoor aansprakelijk kan zijn, moet worden onderzocht wat van de accountant als redelijk handelende en redelijk bekwame externe controlerende registeraccountant moest worden gevergd in het kader van een zorgvuldige taakuitoefening. Die taakuitoefening is niet beperkt tot de belangen van de betrokken rechtspersoon. In het maatschappelijk verkeer mogen derden verwachten dat de informatie die door openbaarmaking van de jaarrekening en een goedkeurende verklaring naar buiten komt, naar het onafhankelijk en objectief inzicht van de accountant een getrouw beeld geeft en dat de jaarrekening voldoet aan de wettelijke vereisten en in overeenstemming is met de normen en standaarden die ter zake in de beroepsgroep algemeen worden aanvaard.
Of de accountant in overeenstemming met de te vergen mate van zorg heeft gehandeld moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
Het oordeel van de tuchtrechter dat in strijd is gehandeld met voor de beroepsgroep geldende normen en regels leidt niet zonder meer tot aansprakelijkheid. Dit oordeel kan echter wel van betekenis zijn. Als de rechter in de aansprakelijkheidsprocedure tot een ander oordeel komt ten aanzien van het handelen van de functionaris, dient hij dit oordeel zodanig te motiveren dat het begrijpelijk is.
Vie d’Or
Aansprakelijkheid bestuurders, commissarissen en aandeelhouder op grond van art. 2:9 BW, 2:138 BW en onrechtmatige daad.
Commissarissen hebben, door zonder nader onderzoek in te stemmen met verdere expansie, niet gehandeld zoals van een redelijk denkend commissaris mocht worden verwacht. Dit is geen verkeerde inschatting van ondernemingsrisico’s maar van een beleidskeuze waarbij in het geheel geen acht is gelsagen op de daaraan voor de organisatie verbonden risico’s. hiermee is aan de commissarissen een voldoende ernstig verwijt te maken en hebben zij hun toezichtstaak kennelijk onbehoorlijk vervuld. Bij tijdig ingrijpen zouden nog maatregelen genomen kunnen worden. De kennelijk onbehoorlijke taakvervulling is daarom een belangrijke oorzaak van het faillissement.
Ten aanzien van aandeelhouder Hagemeyer is van belang of zij (i) wist van de slechte situatie bij de dochter, en (ii) over mogelijkheden beschikte om maatregelen te nemen om verdere benadeling van schuldeisers te voorkomen. Dit is het geval. Zij beschikte formeel als grootaandeelhouder over een mogelijkheid tot zeggenschap, maar oefende ook feitelijk invloed uit op het beleid van Ceteco. Dit maakt dat zij een zorgplicht had om verdere schade voor de schuldeisers te voorkomen. Door geen maatregelen te treffen heeft zij deze zorgplicht geschonden.
Ceteco
Voor toepassing van art. 2:11 BW maakt het niet uit of de eerstegraads bestuurder aansprakelijk is in hoedanigheid van formeel bestuurder of als feitelijk beleidsbepaler. Art. 2:11 BW kan echter niet gebruikt worden om door te breken naar de feitelijk beleidsbepaler van de aansprakelijke eerstegraads bestuurder dan wel feitelijk beleidsbepaler.
Lammers/Blankenhoef
Bij beoordeling van de vraag of iemand als feitelijk beleidsbepaler in de zin van art. 2:248 lid 7 BW moet worden aangemerkt, gaat het om de vraag of hij zich heeft gedragen als ware hij bestuurder in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement. Voor handelen ‘als ware hij bestuurder’ is niet voldoende dat de desbetreffende persoon invloed heeft uitgeoefend. Aan de andere kant is niet vereist dat hij de formeel bestuurder aanstuurde en opdracht gaf. Ook als de desbetreffende persoon naast de formeel bestuurder handelde als ware hij bestuurder, is dit voldoende om als feitelijk beleidsbepaler aangemerkt te worden. Zie inmiddels ook HR 24 maart 2023, JOR 2023/175 m.nt. J.E. van Nuland waarin buiten twijfel wordt gesteld dat terzijdestelling van het formele bestuurder niet vereist is om als feitelijk beleidsbepaler aangemerkt te worden.
Smelik/de Regt
Het onweerlegbare vermoeden van onbehoorlijk bestuur geldt niet onverkort ten aanzien van commissarissen. Indien echter het bestuur niet aan de op haar rustende administratie- of publicatieplicht heeft voldaan, mag van de commissaris wel worden verwacht dat hij voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de curator. De commissaris moet bijvoorbeeld de concreet getroffen maatregelen vermelden. Het tweede vermoeden – de belangrijke oorzaak van het faillissement – geldt voor de commissaris onverkort.
Vialle
Beslissend voor de vraag welke aansprakelijkheidsmaatstaf geldt, is tot wie de in het geding zijnde norm zich richt. Richt deze zich primair tot de vennootschap, dan is een voorwaarde voor aansprakelijkheid dat de bestuurder een ernstig verwijt treft. Richt de norm zich primair tot de bestuurder in persoon, dan geldt het vereiste van een ernstig verwijt niet.
Spaanse Villa
De Hoge Raad geeft een verduidelijking met betrekking tot Spaanse Villa. De Hoge Raad verduidelijkt dat het in die zaak ging om het handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als deskundig bemiddelaar en niet als bestuurder van de vennootschap. De Hoge Raad had hierin ook geen andere keuze, omdat bij het hof was komen vast te staan dat de betrokkene in persoon als bemiddelaar optrad en niet de vennootschap.
Tulip Air
Rechtbank neemt concernadministratieplicht aan. Redengevend hiervoor was dat de holding 100% moeder was van alle dochtervennootschappen en haar doel was om één Europees ICT-concern te worden. Zij ging bovendien op verschillende gebieden, waaronder financiering, rechten en plichten aan ten behoeve van het gehele concern. Ook de resultaten van de holding werden in belangrijke mate bepaald door de resultaten van de dochtervennootschappen.
Binnen het bestuur maakt een taakverdeling niet zonder meer dat een bestuurder zich kan disculperen ten aanzien van handelen dat volgens de taakverdeling tot het takenpakket van een andere bestuurder behoort. Dit geldt zeker wat betreft het algemene en het financiële beleid, aangezien dit kerntaken van het bestuur zijn en het gehele bestuur daarvoor verantwoordelijk is. Ondanks een taakverdeling kan van iedere bestuurder worden verwacht dat hij zich rekenschap geeft van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de voorgenomen besluiten op het gebied van deze kerntaken. Als de feitelijke informatie daarover afkomstig is van een medebestuurder, dan dient de bestuurder zich bovendien kritisch op te stellen.
Bij toezicht door commissarissen op de wijze waarop de administratie wordt gevoerd is enkel toetsing achteraf, eventueel door middel van het voeren van gesprekken met de accountant, niet voldoende. Commissarissen moeten actief informatie inwinnen over de administratie en, indien deze informatie daartoe aanleiding geeft, het bestuur adviseren over hoe de administratie te voeren.
Landis
Art. 2:11 BW kan slechts worden toegepast ten aanzien van de eerstegraads bestuurder die een Nederlands vennootschap is.
Van der Meer q.q./R. Pieper
Dat bij publicatie van de jaarrekening weinig tot geen belang bestaat, maakt niet dat sprake is van een onbelangrijk verzuim. Het onbelangrijke karakter van het verzuim kan slechts gelegen zijn in (i) de termijn waarbinnen is gepubliceerd, of (ii) de inhoud van wat er is gepubliceerd. Het feit dat de omstandigheden die tot het verzuim hebben geleid tot de risicosfeer van de bestuurder behoren hoeven er niet aan in de weg te staan dat het verzuim als onbelangrijk wordt gekwalificeerd.
Bobo Holding/König q.q.
Het onbelangrijke karakter van een verzuim dient te zien op de taakvervulling door het bestuur als geheel en niet op de rol van een individuele bestuurder daarin.
Van een onbelangrijk verzuim is sprake indien het niet voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in art. 2:248 lid 2 BW in de omstandigheden van het geval niet erop wijst dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit is met name het geval indien voor het verzuim een aanvaardbare verklaring bestaat. Indien het gaat om een overschrijding van de termijn voor publicatie, geldt dat het antwoord op de vraag of een overschrijding als onbelangrijk verzuim kan gelden afhangt van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. Daaraan worden hogere eisen gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer is.
Verify
Een conditio sine qua non-verband is onvoldoende om aan te nemen dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Het kennelijk onbehoorlijk bestuurd moet in dat kader worden afgezet tegen de andere oorzaken van het faillissement.
Magista
Onbekendheid met een rechtsregel kan een relevante omstandigheid zijn in het kader van de vraag of een aangesproken bestuurder een ernstig verwijt treft.
ING/D
Een dividenduitkering kan tot aansprakelijkheid op grond van art. 2:248 BW leiden, indien het een kennelijk onbehoorlijk bestuur oplevert en dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is.
Kelderman Techniek
Art. 2:11 BW is ok van toepassing bij aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW. Eiser hoeft daarbij niet te stellen en zo nodig te bewijzen dat de tweedegraads bestuurder een ernstig verwijt treft. De aangesproken bestuurder kan zich echter wel disculperen door te stellen en bewijzen dat hem geen ernstig verwijt treft.
Kiest de benadeelde schuldeiser ervoor om niet via de weg van art. 2:11 te ageren, maar rechtstreeks via art. 6:162 BW, dan geldt wel dat de benadeelde schuldeiser moet stellen en bewijzen dat de aangesproken persoon een ernstig verwijt treft.
La Roux Fruitimporteurs
Aanvragen van het faillissement kan tot aansprakelijkheid op grond van art. 2:248 BW leiden.
De Hoge Raad casseert echter omdat uit het arrest van het hof niet blijkt dat het aanvragen van het faillissement de belangen van de schuldeisers heeft geschaad. Voorts blijkt uit het arrest niet of de aangesproken bestuurder wist of behoorde te weten dat zijn handelen de gezamenlijke schuldeisers zou benadelen.
Geocopter
Er bestaat geen algemene regel op grond waarvan een schuldenaar die niet in staat is al zijn schuldeisers volledig te betalen, steeds onrechtmatig handelt wanneer hij een schuldeiser voldoet voor andere schuldeisers, ook als hij daarbij geen rekening houdt met eventuele preferenties. Het staat de bestuurder in beginsel vrij om op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Selectief betalen kan echter tot aansprakelijkheid leiden indien de bestuurder wist of behoorde te weten dat zijn handelswijze tot gevolg zou hebben dat bepaalde schulden onbetaald zouden blijven en hem persoonlijk een ernstig verwijt treft.
Deze vrijheid is beperkter wanneer de vennootschap heeft besloten haar activiteiten te beëindigen en niet over voldoende middelen beschikt om al haar schuldeisers te voldoen. In die situatie staat het de bestuurder niet vrij om gelieerde schuldeisers met voorrang te voldoen, tenzij dit door bijzondere omstandigheden wordt gerechtvaardigd.
art. 36 Inv selectieve betaling
Een bestuurder die het faillissement van de vennootschap heeft aangevraagd en vervolgens selectieve betaling verricht handelt niet steeds onrechtmatig jegens de onbetaald gebleven schuldeisers. Het handelen van de bestuurder kan niettemin onrechtmatig zijn indien het ten opzichte van de onbetaald gebleven schuldeisers in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat de bestuurder daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de selectieve betalingen tot gevolg zouden hebben dat de andere schuldeisers onbetaald zouden blijven en de vennootschap geen verhaal zou beiden.
Ingwersen q.q./Kromme Leek
Ter weerlegging van het vermoeden dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement kunnen bestuurders wijzen op eigen handelen, mits dit handelen op zichzelf beschouwd geen kennelijk onbehoorlijk bestuur oplevert. Dat is het geval als niet gezegd kan worden dat geen redelijk handelend bestuurder in de gegeven omstandigheden aldus zou hebben gehandeld.
Mobile Services