aard Flashcards

(64 cards)

1
Q

aardbeving

A

ontstaan aan plaatranden door wrijving tussen bewegende gesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hypocentrum

A

de plek in de aarde waar de beving begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

epicentrum

A

ligt recht boven en daar is de beving het stekst voelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

magnitudeschaal

A

bepaald de kracht vn de aardbeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tsunami

A

bij aardbeving komt veel energie vrij, wat trillingen veroorzaakt: seismische golven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

epicentrum onder zee

A

trillingen het water in beweging brengen en tsunami veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vulkanisme

A

ontstaat wanneer magma uit de aarde omhoog komt( boven de grond heet dit lava)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vulkanisme voor komen

A

waar platen uit elkaar bewegen, subductie en soms midden op een plaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

schildvulkaan

A

magma-> vloeibaar-> asthenosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stratovulkaan/ kegelvulkaan

A

magma-> taai -> lithosfeer-> subductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fysische verwering

A

gesteente brokkelt af door vorst, temperatuurverschillen en wortels; samenstelling blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chemische verwering

A

koolzuurhouden water lost kalksteen op, soms ontstaan grotten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

biologische verwering

A

plantenwortels vergroten barsten, organismen verterken chemische verwering via CO2 en zuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

erosie

A

verweerd gesteente wordt losgemaak en verplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verticale erosie

A

rivier snijdt diep in: kloof-V-dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hellingserosie

A

gesteente glijdt van de helling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

erosiebasis

A

de laagste insijdingshoogte van een rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

groot debiet +verval

A

waterhoeveelheid+helling=sterke erosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bovenloop verval grootst

A

verticale erosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

horizontale erosie

A

in buitenbochten (stootoevers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sedimentatie

A

in binnenbochten (aanslibbingsoevers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vlakbodemdalen

A

ontstaan door erosie en afzetting in de middenloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vlakdalen

A

brede, vlakke valleien in de benenloop met afzetting vn alluvium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

kloofdalen

A

steile wanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
v dalen
schuine hellingen
26
vlakdalen
nauwelijks hellingen
27
differentiële erosie
verschillende gesteenten eroderen op een verschillend tempo
28
geosfeer veranderd
binnenuit tektoniek en buitenaf erosie/verwering
29
30
ruimtebeslag
de ruimte wordt ingenomen door huizen, industrie, parken,…
31
open ruimte
natuur
32
versnippering
openruimte geraak versnipperd
33
verharding
alles wat verhard is-> beton. bebouwing, opritten
34
hitte-eiland effect
de stad is warmer, neemt meer zon op
35
gewest plan
aan de hand van kleuren-> eigen functie
36
ruimtelijk structuur plan
visie en beleid op langere termijn
37
bebouwing
stedelijke gebieden, stedelijke netwerken: vlaamse ruit, mag bebou bijkomen
38
landbouw en natuur
de buitengebieden, openruimteverbindingen
39
economie
poorten van vlaanderen: luchthave, zeehaven, nationale treinstations
40
beleidsplan ruimte vlaanderen
ruimtebeslag tegen 2050 terugbrengen naar 0 ha per dag
41
intensivering
inbreiding: openruimte tussen 2 woningen waar nog gebouwd mag worden: stappelen appartementen
42
hergebruik
van oud gebouw nieuw gebouw maken
43
verwerving
gebruiken meerdere partijen de ruimte
44
tijdelijk ruimtegebruik
op landbouw plaatsen en natuur korte periode-> festival
45
duurzame mobiliteit
fietsen, wandelen, ov, carpoolen
46
duurzamen wone
oud frabriksgebouw ombouwen tot co-housing
47
kernstad
stadskern, 19e eeuwse uitbreiding
48
agglomeratie
stadskern, 19e eeuwse uitbreiding, stadsrand
49
stadsgewest
stadskern, 19e eeuwse uitbreiding, stadsrand, banlieu
50
urbanisatie
verstedelijking, stadsuitbreiding
51
suburbanisatie
verplaatsing han wonen nmek centrumfuncties naar stadsrand
52
re-urbanisatie
terugkeer van wonen naar kernstad
53
klimaatsverandering problemen
lange periodes van droogte intense hitte-periodes kortstondige maar hevige neerslag, met groter risico op overstroming
54
55
adaptatie
landschap aanpassen om klimaat verandering tegen te gaan
56
gevolgen herinrichting
lagere stroomsnelheid-> meer verdamping, verkoeling, hogere waterpijl hevige neerslag mag het gebied overstromen waardevol ecologisch en recreatiegebied
57
umicore
1900 eerste industrialisatie
58
transportmogelijkheden
de ijzere rijn: spoorweg antwerpen- duitse vluchtgebied
59
transportmogelijkheden
het kempisch kanalennet
60
omgevende landschap
er was niks-> ideaal
61
arbeidskracht
ze bouwde huizen voor de werkkracht, voetbal terreinen
62
huidige bedrijf
windmolens, zonnepanelen
63
kempische heuvelrug
eerst vlak, 2 rivieren eroderen naar beneden
64
ruilverklaring
hierbij worden de gronden opnieuw verdeeld tussen de boeren