AARD: Waait het niet dan schuurt het begrippen Flashcards

(34 cards)

1
Q

de afzetting

A

de sedimentatie; het proces waarbij los
gesteente op een andere plaats wordt
afgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de barchaan

A

een hoefijzervormige duin waarvan de
lange delen met de wind mee wijzen; ze
ontstaan in gebieden zonder plantengroei
waar de wind uit één overheersende
windrichting waait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de bolle oever

A

de binnenkant van de bocht van een
waterloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het dal

A

een vallei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de eindmorene

A

het losse gesteente dat door gletsjers en
ijskappen wordt meegevoerd en afgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de erosie

A

het proces waarbij materiaal in vaste
of opgeloste vorm getransporteerd
wordt door wind, water en ijs of door de
zwaartekracht verplaatst wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de gletsjerkras

A

krassen in gesteente die ontstaan door
de schurende werking van het ijs van de
gletsjers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de gletsjertong

A

het uiteinde van de gletsjer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de holle oever

A

de buitenkant van de bocht van een
waterloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het hoogtecijfer

A

een getal dat de hoogteligging van een
bepaald punt of een bepaalde plaats
weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de hoogteligging

A

het hoogteverschil ten opzichte van de
zeespiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de hoogtelijn

A

een lijn op de topografische kaart die de
plaatsen met dezelfde hoogteligging met
elkaar verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het hoogtelijneninterval

A

het hoogteverschil tussen twee
opeenvolgende hoogtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het hoogteverschil

A

het verschil in hoogte tussen twee
hoogtelijnen of twee punten in het
landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het kloofdal

A

een smalle, diepe en steilwandige kloof die
ontstaat door de eroderende werking van
stromend water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de landduin

A

een duin die in het binnenland ontstaat en
niet aan de kust

17
Q

de lengteduin

A

een lange, smalle duin, min of meer
evenwijdig met de windrichting; ze
ontstaan in gebieden zonder plantengroei
waar de wind uit twee overheersende, min
of meer dezelfde windrichtingen waait

18
Q

de linkeroever

A

de oever die zich aan de linkerkant bevindt
wanneer je stroomafwaarts kijkt

19
Q

de rechteroever

A

de oever die zich aan de rechterkant bevindt
wanneer je stroomafwaarts kijkt

20
Q

de meander

A

een bocht in een rivier

21
Q

de morene

A

het gesteentepuin dat door het gletsjerijs
en de ijskappen wordt getransporteerd of
is achtergelaten nadat het ijs zich heeft
teruggetrokken

22
Q

de paddenstoelrots

A

een rots die door erosie de vorm van een
paddenstoel heeft gekregen

23
Q

de reliëfvorm

A

de structuur van het aardoppervlak
bepaald door het uitzicht van de horizon,
de hoogteverschillen, de hellingen en de
hoogteligging

24
Q

de sedimentatie

A

het proces waarbij los gesteente op een
andere plaats wordt afgezet

25
strromafwaarts
de richting met de stroomrichting van een rivier mee
26
stroomopwaarts
de richting tegen de stroomrichting van een rivier in
27
het U-dal
een valleivorm met een U-vorm als doorsnede, uitgeschuurd door een gletsjer
28
de vallei
het geheel van de valleibodem en de valleiwanden
29
de valleibodem
het laagst gelegen deel van de vallei waarin de rivier stroomt
30
de valleiwand
je vindt ze langs de valleibodem; ze kunnen glooiend tot helemaal verticaal zijn
31
het V-dal
een valleivorm waarbij de valleibodem samenvalt met de bedding van de rivier en de valleiwanden een V-vorm maken
32
het vlakbodemdal
een valleivorm met een brede dalbodem en duidelijke dalflanken
33
het vlakdal
een valleivorm met horizontale dalflanken en nauwelijks hoogteverschillen of hellingen
34
de zijmorene
een morene aan de zijkant van de gletsjer