AARD: Waait het niet dan schuurt het begrippen Flashcards

1
Q

de afzetting

A

de sedimentatie; het proces waarbij los
gesteente op een andere plaats wordt
afgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de barchaan

A

een hoefijzervormige duin waarvan de
lange delen met de wind mee wijzen; ze
ontstaan in gebieden zonder plantengroei
waar de wind uit één overheersende
windrichting waait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de bolle oever

A

de binnenkant van de bocht van een
waterloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het dal

A

een vallei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de eindmorene

A

het losse gesteente dat door gletsjers en
ijskappen wordt meegevoerd en afgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de erosie

A

het proces waarbij materiaal in vaste
of opgeloste vorm getransporteerd
wordt door wind, water en ijs of door de
zwaartekracht verplaatst wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de gletsjerkras

A

krassen in gesteente die ontstaan door
de schurende werking van het ijs van de
gletsjers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de gletsjertong

A

het uiteinde van de gletsjer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de holle oever

A

de buitenkant van de bocht van een
waterloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het hoogtecijfer

A

een getal dat de hoogteligging van een
bepaald punt of een bepaalde plaats
weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de hoogteligging

A

het hoogteverschil ten opzichte van de
zeespiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de hoogtelijn

A

een lijn op de topografische kaart die de
plaatsen met dezelfde hoogteligging met
elkaar verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het hoogtelijneninterval

A

het hoogteverschil tussen twee
opeenvolgende hoogtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het hoogteverschil

A

het verschil in hoogte tussen twee
hoogtelijnen of twee punten in het
landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het kloofdal

A

een smalle, diepe en steilwandige kloof die
ontstaat door de eroderende werking van
stromend water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de landduin

A

een duin die in het binnenland ontstaat en
niet aan de kust

17
Q

de lengteduin

A

een lange, smalle duin, min of meer
evenwijdig met de windrichting; ze
ontstaan in gebieden zonder plantengroei
waar de wind uit twee overheersende, min
of meer dezelfde windrichtingen waait

18
Q

de linkeroever

A

de oever die zich aan de linkerkant bevindt
wanneer je stroomafwaarts kijkt

19
Q

de rechteroever

A

de oever die zich aan de rechterkant bevindt
wanneer je stroomafwaarts kijkt

20
Q

de meander

A

een bocht in een rivier

21
Q

de morene

A

het gesteentepuin dat door het gletsjerijs
en de ijskappen wordt getransporteerd of
is achtergelaten nadat het ijs zich heeft
teruggetrokken

22
Q

de paddenstoelrots

A

een rots die door erosie de vorm van een
paddenstoel heeft gekregen

23
Q

de reliëfvorm

A

de structuur van het aardoppervlak
bepaald door het uitzicht van de horizon,
de hoogteverschillen, de hellingen en de
hoogteligging

24
Q

de sedimentatie

A

het proces waarbij los gesteente op een
andere plaats wordt afgezet

25
Q

strromafwaarts

A

de richting met de stroomrichting van een
rivier mee

26
Q

stroomopwaarts

A

de richting tegen de stroomrichting van een
rivier in

27
Q

het U-dal

A

een valleivorm met een U-vorm als
doorsnede, uitgeschuurd door een gletsjer

28
Q

de vallei

A

het geheel van de valleibodem en de
valleiwanden

29
Q

de valleibodem

A

het laagst gelegen deel van de vallei waarin
de rivier stroomt

30
Q

de valleiwand

A

je vindt ze langs de valleibodem; ze kunnen
glooiend tot helemaal verticaal zijn

31
Q

het V-dal

A

een valleivorm waarbij de valleibodem
samenvalt met de bedding van de rivier en
de valleiwanden een V-vorm maken

32
Q

het vlakbodemdal

A

een valleivorm met een brede dalbodem en
duidelijke dalflanken

33
Q

het vlakdal

A

een valleivorm met horizontale dalflanken
en nauwelijks hoogteverschillen of hellingen

34
Q

de zijmorene

A

een morene aan de zijkant van de gletsjer