aardrijkskunde Flashcards

1
Q

horizontaal

A

relaties naast elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verticaal

A

relaties op dezelfde plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

conflicterend

A

interactie tussen lagen zorgt voor problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verzwakkend

A

negatieve invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

versterkend

A

positieve invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

referentiekaart

A

vereenvoudigede kaart met enkele belangrijke punten, lijnen en vlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

extensief

A

weinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intensief

A

veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voedselgewassen

A

dient als voedsel voor de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voedergewassen

A

dient als voedsel voor de dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veeteelt

A

landbouwtype gericht op het kweken van dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tuinbouw

A

landbouwtype waarbij fruit, groenten en sierteelten worden geproduceerd in open lucht (volle grond) of in serres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

industriegewassen

A

moet nog verwerkt worden in de fabriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

akkerbouw

A

landbouwtype waarbij gewassen verbouwd worden op een akker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

seizoensarbeid

A

tijdelijke arbeid tijdens pluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

serreteelt (glasteelt)

A

hierbij wordt met moderne installaties gewerkt

8
Q

sierteelt

A

bloemen, bomen en struiken

8
Q

gemengde landbouw

A

veeteelt en akkerbouw in 1 bedrijf

8
Q

de 2 belangrijkste positieve gevolgen

A

-inkomsten werk voor de boeren
-voeding voor de inwoners

8
Q

de 2 belangrijkste landschapsveranderingen zijn

A

-verdwijnen van open landschap
-verdwijnen van de oorspronkelijke vegetatie

8
Q

de 2 belangrijkste negatieve gevolgen

A

-vervuiling van bodem, water en lucht
-verminderen van biodiversiteit