ADHD Flashcards

(26 cards)

1
Q

Prevalentie ADHD

A
  • 5.3% van kinderen wereldwijd
  • jongens/meisjes 4:1
  • even grote groep kinderen die niet voldoet aan diagnose maar wel beperkt is in functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn positieve kanten van adhd?

A
  • erg creatief
  • (pro)sociaal, extravert
  • spontaan, impulsief
  • openminded
  • hyperfocus
  • energiek, positieve houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADHD criteria m.b.t. aandachtstekort

A
  1. Maakt vaak slordige fouten of let niet goed op details
  2. Heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
  3. Lijkt vaak niet te luisteren als er direct wordt aangesproken
  4. Volgt aanwijzingen vaak niet volledig op; maakt taken niet af
  5. Heeft moeite met organiseren van taken en activiteiten
  6. Vermijdt of heeft een hekel aan taken die langdurige mentale inspanning vragen (zoals huiswerk)
  7. Verliest vaak spullen die nodig zijn voor taken (zoals pennen, boeken)
  8. Wordt makkelijk afgeleid door externe prikkels
  9. Vergeetachtig in dagelijkse bezigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ADHD criteria m.b.t. hyperactiviteit

A
  1. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten; wiebelt op stoel
  2. Staat vaak op wanneer zitten wordt verwacht
  3. Rent vaak rond of klimt overal op (bij volwassenen: innerlijke onrust)
  4. Kan moeilijk rustig spelen of ontspannen
  5. Is vaak “in de weer”, alsof aangedreven door een motor
  6. Praat overmatig veel
  7. Gooit antwoorden eruit voordat de vraag af is
  8. Heeft moeite met wachten op de beurt
  9. Stoort vaak anderen of dringt zich op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoeveel symptomen heb je nodig?

A
  • volwassenen (17+) 5 van de 18
  • kinderen 6 van de 18
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschil dsm 4 en 5

A
  • age of onset van 7 naar 12
  • kinderen > 17 jaar van 6 naar 5 symptomen
  • adhd sluit autisme niet uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat voor invloed hebben de veranderingen in de dsm

A
  • de ernst criterium voor opname
  • term ‘subtype’ vervangen door presentatie/beeld.
    de types lijken veel op elkaar
    beeld over de tijd is instabiel
    geen verschillen in etiologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

comorbiditeiten

A
  • gedragsstoornis 35-60%
  • leerstoornissen 25-40%
  • internaliserende problematiek 20-40%
  • autisme 65-80%
  • problemen motorische coördinatie 50%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overlap gedragsstoornissen

A

ODD - 60%
CD - 35%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het endofenotype model?

A

Het model is een theorie uit de neurobiologische en genetische psychologie, die wordt gebruikt om complexe stoornissen zoals ADHD beter te begrijpen.

Een endofenotype is een meetbare, erfelijke eigenschap die tussen het gen (biologie) en het gedrag (stoornis) in zit. Het is dus een soort tussenstap tussen genetische aanleg en uiterlijk gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke omgevingsfactoren hangen samen met ADHD?

A
  • pre- en perinatale factoren
  • transgenerationele factoren
  • omgeving; herfst leerlingen, ses, kleurstoffen, opvoedstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

studies genetische risicofactoren

A
  • GWAS: 1.1% verklaart neurobio ontwikkeling
  • Associatiestudies: <5% van variantie verklaard door dopamine, serotonine en synaptosomale eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hersenafwijkingen bij adhd

A
  • kleiner breinvolume: amygdala, striatum, hippocampus
  • maar dit zijn kleine effecten op groepsniveau.
  • deze verschillen verdwenen na 15e leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

op welke gebieden van het cognitief functioneren verschillen adhd’ers

A
  • koele EF’s (neutraal: plannen, inhibitie, aandacht)
  • hete EF’s (emotioneel: ER, motivatie)
  • temporale processen (timing, tijdsbesef)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

koele executieve functies in ADHD

A

Moeite met:
* (Werk)geheugen:
onthouden en manipuleren
* Inhibitie:
onderdrukken van motorische reacties en cognities
* Interferentie controle:
onderdrukken irrelevante informatie

Er is een verminderd actief fronto-striataal systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

temporele informatieverwerking in ADHD

A

Moeite met:
* Plannen van gedrag en bewegingen
* Inschatten van tijd (snelle interne klok)
* ‘Arousal’ regulatie (aandachtsfluctuaties)

Verminderd actief fronto-cerebellair systeem

17
Q

hete executieve functies in ADHD

A

Moeite met:
* Emotionele informatieverwerking
(herkennen gezichten, sociale intentie)
* Lagere motivatie
* Verstoorde verwerking beloningsprikkels

Verminderd actief fronto-striataal systeem - motivatie disregulatie

18
Q

motivatie en ADHD

A
  • meer externe prikkels nodig om goed te presteren (complimenten)
  • minder gevoelig voor uitgestelde beloningen
  • verminderde neurale verwerking van beloningsprikkels
19
Q

diagnostiek adhd

A
  • Vragenlijsten / ‘rating scales’ voor screening
  • Ontwikkelingsanamnese afname bij ouders
  • Klinisch interview met ouders, vanaf 14 met de jongeren
  • Eventueel observatie thuis of op school
  • Cognitief onderzoek
20
Q

wat is het doel van een neuropsychologisch onderzok

A
  • sterkte/zwakte analyse
  • indicatie voor behandeling
21
Q

wat behoort tot de intake fase

A
  1. symptomen
  2. comorbiditeiten
  3. functioneren thuis/school
  4. risicofactoren: ontwikkelingsanamnese
  5. lichamelijk onderzoek
  6. functie onderzoek: IQ, EF, etc.
22
Q

vragenlijsten

A
  • kunnen niet alleen gebruikt worden
  • brede screeners: SDQ, CBCL, TRF
  • extern probleemgedrag: GvK, VVGK
  • ADHD: SWAN, AVL
23
Q

klinische interviews

A
  • gestructureerd: DISC-V
  • semi:
    TTI-IV teacher telephone
    PICS parental interview
    Kiddie-SADS geschiedenis v psych stoornissen, symptomen, ernst
24
Q

voor- en nadelen klinische interviews

A

voordeel:
- gestandaardiseerd
-gemakkelijk af te nemen
- betrouwbaar en valide

nadeel:
- duurt lang
- moet afgenomen worden door clinicus

25
welke behandelingen werden gedaan in 2019
milde/matige adhd - mediatietherapie <13 - CGT >12 ernstige adhd - medicatie
26
wat houdt mediatietherapie in?
- oudertraining - leerkrachttraining - geen individuele behandeling van het kind