Licht Verstandelijke Beperking Flashcards

Hoorcolleges 1 en 2 (28 cards)

1
Q

Welk diagnostisch instrument wordt gebruikt voor LVB?

A

SIVT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat meet de SIVT

A
  1. Waarnemen van de situatie en probleemherkenning (Encoderen)
  2. Interpreteren
  3. Doelen stellen
  4. Bedenken van verschillende reacties als oplossingen (Respons-generatie)
  5. Beoordelen van de reacties en kiezen van één reactie als oplossing (Responsevaluatie en -selectie)
  6. Uitvoeren van de reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Amerikaanse definitie van VB?

A

Intellectuele stoornis (Intellectual Developmental Disorder) is een stoornis met een begin tijdens de ontwikkelingsperiode die zowel intellectuele als aanpassingsstoornissen omvat op conceptueel, sociaal en praktisch gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Amerikaanse IQ grenzen voor VB

A

Amerikaans:
- VB bij een IQ < 70
- LVB bij een TIQ tussen 50 en 70 met sociale aanpassingsproblematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nederlandse IQ grenzen voor VB

A
  • LVB bij een IQ tussen 50-70
  • zwakbegaafd bij IQ 70-85 met sociale aanpassingsproblematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het verschil tussen DSM 4 en 5 m.b.t. verstandelijke beperkingen

A

De DSM 5 deelt niet enkel in op IQ score, maar op basis van adaptief functioneren (conceptueel, sociaal en praktisch), vaardigheden en profielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van LVB bij kinderen en volwassenen?

A
  1. Minder exploratiegedrag
  2. Concreet denkniveau (hier-en-nu),
  3. Moeite met oorzaak-gevolg relaties
  4. Moeite onderscheiden belangrijke en onbelangrijke details
  5. Gedrag bepaald door huidige emoties
  6. EF-problemen, impulsiviteit in denken en handelen
  7. (Sociale) informatieverwerkingsproblemen
  8. Erg afhankelijk
  9. Veel faalervaringen
  10. Zelfoverschatting en overschreeuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn omgevingskenmerken van een kind met LVB?

A
  1. Vaak één of beide ouders hebben ook een LVB
  2. Ouders problemen met opvoedingsvaardigheden
  3. Beperkte ‘veilige basis’
  4. Multiprobleem gezinnen
  5. Buurt of wijk meer probleemgezinnen
  6. Negatieve spiraal op school
  7. Leerkrachten slechter begrip van LVB
  8. Problemen met aansluiting peers
  9. Omgeving van peers ook een LVB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bijkomende problemen zijn er?

A
  • gedragsproblemen, rond 50%
  • psych. problemen 8-10%
  • gedragsstoornissen en delinquent gedrag, 50% van lvb
  • agressie, grensoverschrijdend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

prevalentie vb

A

1-3%
3x meer jongens dan meisjes
440k mensen in nl met iq <70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zigler’s Two Group Approach

A

Het soort verstandelijke beperking kan opgedeeld worden in 2 groepen: organisch en familiaal veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

organische vb

A
  • heeft vaak een medische oorzaak
  • vaak syndromen en/of iq< 55
  • weten we door genetische tests
  • de ontwikkelingsstappen zijn gelijk, maar de functioneringsprofielen verschillen over domeinen heen pp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

familiale vb

A
  • Niet altijd een medische oorzaak, maar wel erfelijke aanleg
  • Horen bij ‘lower end’ van de normaalverdeling
  • Ontwikkeling lijkt ‘normaal’, maar vaak met een langzamer verloop
  • Weten we door gedrag, sociale aanpassing, SCIL en SCAF screeners, evt. IQ test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke ontwikkelingstrajecten heb je?

A
  1. vertraagd (delayed onset)
  2. afwijkend (slowed rate)
  3. beide (delayed onset & slowed rate)
  4. laatbloeiers (non-lineairity)
  5. premature asymptote (plafond bereikers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

delayed onset ontwikkelingstraject

A

De ontwikkeling start later dan normaal, maar volgt daarna een vergelijkbaar tempo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

slowed rate ontwikkelingstraject

A

De ontwikkeling begint op tijd, maar verloopt trager dan normaal

17
Q

delayed onset & slowed rate ontwikkelingstraject

A

De ontwikkeling begint later dan normaal en verloopt ook trager

18
Q

non-linearity ontwikkelingstraject

A

De ontwikkeling begint normaal, maar vertraagt of versnelt op onvoorspelbare momenten (“laatbloeiers”).

19
Q

premature asymptote ontwikkelingstraject

A

De ontwikkeling stopt vroegtijdig, waardoor een plafond wordt bereikt en verdere groei uitblijft

20
Q

kenmerken down syndroom

A
  • Sociale interactie met moeder relatief goed
  • Minder responsief (kijken minder, korter)
  • Minder of geen social referencing
  • Passiever in contact
  • Let op: stigmatisering maar ook veel depressie op latere leeftijd
  • wordt veel gedacht dat ze alijd vrolijk zijn, maar ze zijn eerder passiever en minder responsief.
21
Q

fragiele x syndroom kenmerken

A
  • weinig oogcontact
  • terugtrekken, angstig, verlegen
  • hypothese: angst door tekort arousalregulatie en dus snel overprikkeld
  • vrouwen minder sociale en emotionele problemen
  • op een x syndroom, dus vrouwen kunnen compenseren
22
Q

22Q11(.2) Deletie syndroom kenmerken

A
  • Medische kenmerken: 2/3 aangeboren hartafwijking, 2/3 hazenlip, immuun problemen, voeding- en slaapproblemen, KNO-problemen.
  • 30-40% IQ < 70, de rest IQ70-85
  • Grote intervariëteit in gedrag van externaliserend naar internaliserend
  • Moeite emoties te reguleren
  • Veel angst en fobieën
  • Veel psychiatrie zoals ADHD, ASS, Bipolair, Depressie, OCD, schizofrenie
23
Q

Williams syndroom kenmerken

A
  • Responsief, aardig, ook voor vreemden
  • Aandacht goed focussen
  • Interesse in gezichten (waardoor weinig aandacht voor andere cues), maar moeite met juist interpreteren van gezichtsuitdrukkingen
  • Theory Of Mind (TOM) problemen
  • Vriendelijk, maar lijkt meer ‘social stimulus attraction’ dan vriendschappelijk
24
Q

Prader-Willi syndroom kenmerken

A
  • Rigide, koppig, ‘mood swings’, woede-aanvallen, mn vanaf puberteit (die versterkt)
  • Hangen erg aan routine en voorspelbaarheid
  • Compulsief gedrag (ernstige vormen)
  • Veel stemmingsproblematiek, bv depressie met psychotische kenmerken
  • Zeer ernstige onverzadigbare eetlust (resulterend in obesitas)
25
Angelman syndroom kenmrken
- Weinig tot geen spraak, mogelijk daardoor soms ook fysiek agressief - Veel lachen, ook lachaanvallen - ‘Happy puppet’ syndrome - Geïnteresseerd in anderen - Weinig concentratie, beweeglijk - Focus op eigen mond - Recent meer aandacht voor in de media
26
Klinefelter syndroom
- 47,XXY (soms XXXY en dus enkel mannen) - Vertraagde spraak-taalontwikkeling (Laat beginnen met praten, of enkele woorden of korte zinnen) Gedragsproblemen - Moeite met leren - IQ gemiddeld, maar vaak verbale IQ lager dan performale IQ - Moeite gevoelens onder woorden te brengen - Vaak wel goed zelfstandig en doelgericht werken.
27
Fetal alcohol spectrum disorder
- In de VS prevalentie: 5% van geboortes (in NL lopend onderzoek) - Met een LVB of met een matige VB Gezichtskenmerken, let op: Niet altijd te zien! - Sociale informatieverwerking afwijkend - Beïnvloedbaar door anderen, sociaal kwetsbaar - Risicovol gedrag (zelf kans op alcohol en drugsgebruik) - niet genetisch, maar komt door de voeding van de alc
28
Waarom zijn lvb'ers kwetsbaarder voor seksueel misbruik?
- Beïnvloedbaar door moeilijke consequenties overzien - Let op: jongens met VB lijken net zo kwetsbaar als meisjes - Gedragsproblemen Conduct Disorder 7-10x hoger Risico) - De Dader kan ook een (L)VB hebben en de handling, ‘norm, of consequenties niet goed begrijpen (vorig slachtoffer) - Vader/moeder, broer/zus, opa/oma, oom als daders (oudere) leeftijdsgenoten die makkelijk beïnvloeden (power) - Daders zijn ook vaak professionals - Minder kennis over seks - Vervormde overtuigingen en minder kennis van de ‘norm’