AFP 2: Thorax Flashcards

(51 cards)

1
Q

Benoem de botten van de thoraxwand

A
  • sternum (borstbeen)
  • manubrium sterni
  • corpus sterni
  • processus xiphoideus
  • angulus sterni
  • incisura clavicularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke structuur loopt door het centrum tendineum?

A

v. cava inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heten de ware ribben en hoeveel heb je er daarvan?

A

Costae verae 7 stuks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe heten de valse ribben en hoeveel heb je er daarvan?

A

Costae spuriae 3 stuks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heten de zwevende ribben en hoeveel heb je er daarvan?

A

Costae fluctuantes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heten de thoracale gewrichtsvlakken in het latijn?

A

processus transversarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste spier voor ademhaling?

A

Diafragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat het centrum tendineum?

A

Bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet de zenuw die het diafragma innerveert?

A

n. phrenicus vanuit C3 -C5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke spier helpt mee aan een geforceerde uitademing?

A

mm. intercostales interni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke spier helpt mee met inademing?

A

mm. intercostales externi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke structuren lopen direct onder de ribben?

A
  • vena intercostales
  • arteria intercostales
  • nervus intercostales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de volgorde van prikkelgeleiding?

A

sinusknoop -> AV knoop -> bundel van His -> linker en rechter bundeltak -> purkinjevezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De a. thoracica bestaat uit aorta ascendens, arcus aortae en aorta descendens. Wat zijn de aftakkingen die hierna komen?

A
  • truncus brachiocephalica
  • a. carotis communis sinistra
  • a. subclavia sinistra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanuit de a. descendens zijn er kleinere vaten voor de bloedvoorziening voor de thoraxwand, bronchusboom en oesofagus, hoe heten deze?

A
  • thoraxwand: a. intercostalis
  • bronchusboom: rami bronchialis
  • oesofagus: rami oesophageales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vene loopt er vanuit de rechter thoraxhelft naar het hart?

A

v. azygos naar de v. cava superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vene loopt er vanuit de links thoraxhelft naar het hart?

A

v. hemiazygos naar v. brachiocephalica sinistra -> v. cava superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de volgorde van de opbouw van de luchtwegen?

A

trachea -> hoofdbronchi -> lobaire bronchi -> segmentale bronchi -> bronchiolen -> alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het buitenste en binnenste vlies van de longen?

A
  • pleura parietale -> buitenkant
  • pleura visceralis -> binnenkant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke structuren zitten er in het mediastinum?

A
  • hart met pericardium
  • aorta incl. aftakkingen van de aortaboog
  • vena cava superior
  • truncus pulmonalis
  • venae (hemi) azygos
  • a. en v. thoracica interna
  • trachae
  • hoofdbronchi
  • ductus thoracicus
  • oefsofagus
  • nervi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn fysiologische vernauwingen van de oesofagus?

A
  • circulaire spiervezels overgang pharynx -> oesofagus
  • aorta boog duwt tegen de oesofagus
  • bifurcatio trachea
  • spiervezels diafragma
22
Q

Welke zenuwen bevinden zich in de thorax?

A
  • n. laryngeus reccurens (innervatie stembanden) afkomstig van n. vagus.
  • n. vagus (innervatie luchtwegen en hart)
  • n. phrenicus (innervatie diafragma)
  • plexus cardiacus (netwerk rondom het hart, innervatie voor hartactiviteit sympatisch en parasympatisch)
23
Q

Wat gebeurt er als iemand decompensatio cordis (hartfalen) heeft?

A

Door verminderde pompfunctie van het hart kan er onvoldoende bloed rondgepompt worden om aan de behoefte van het lichaam te voldoen. Vaak door een onderliggend hartkwaal

24
Q

Beschrijf kort wat er gebeurt bij backward failure links en rechts

A

Links: pulmonale hypertensie en longoedeem

Rechts: portale hypertensie en oedeem in buik en benen

25
Beschrijf wat er gebeurt bij forward failure links en rechts
Links: onvoldoende bloed naar de extremiteiten Rechts: onvoldoende bloed naar de pulmonale circulatie
26
Wat gebeurt er bij atherosclerose?
Aderverkalking: beschadiging van de binnenkant van arteriën en daarin afzetting van placques waardoor ontstekingsreactie en ophoping van placques in de arteriën
27
Wat zijn oorzaken van atherosclerose?
- roken - overgewicht - weinig beweging - hypertensie - hoog cholesterol - stress - diabetus mellitus
28
Wat gebeurt er bij arteriosclerose?
verandering in de tunica media van de arteriewand, die leidt tot verharding en verdikking van de wand in de slagaders.
29
Wat zijn oorzaken van arteriosclerose?
ouderdom en vaak in combinatie met artherosclerose
30
Wat zijn oorzaken van trombose?
- onregelmatig bloedvatwand door roken, hoog cholesterolgehalte en hoge bloeddruk - trage bloedstroom door langdurige bedrust, na operatie of lange vlucht - veranderende samenstelling van het bloed door tekort aan bepaalde remmers of teveel aan bloedcellen
31
Wat is een kussmaul ademhaling?
hyper-tachypneu: snelle en diepe, ononderbroken en regelmatige ademhaling
32
Wat is een cheyne stokes ademhaling?
regelmatig stijgen en dalen in frequentie en diepte van de ademhaling met tussenperiodes van apnoe (geen ademhaling -> langzaam niet zo diep -> diep en snel
33
Waaruit bestaat de verzamelnaam COPD?
COPD staat voor Chronische Obstructieve longziekten en daarbij horen: - chronische bronchitis - longemfyseem
34
Wat gebeurt er bij astmatische bronchitis?
Aanvalsgewijze hyperactiviteit van de luchtwegen (bronchospasme of hyperactiviteit in het slijmvlies (te veel taai slijm)
35
Wat gebeurt er in het lichaam als iemand COPD heeft?
Voortdurende ontsteking in de bronchiën met veel slijmproductie
36
Hoe verlopen de venen vanuit het hoofd naar de v. cava superior?
v. jugularis interna/externa -> v. subclavia -> v.brachiocephalica
37
Hoe heet de lymfebuis die tussen de v. (hemi) azygos loopt?
ductus thoracicus
38
Wat geeft de parasympatische vezels van de n. vagus voor reactie aan het hart en de thoraxorganen?
innervatie van de sinus en AV knoop -> verlaging van de hartfrequentie vanuit de hersenstam via de n. vagus -> vertraging hartslag en bevorderen longfunctie in rust. innerveren glad spierweefsel luchtwegen en zorgen voor bronchoconstrictie / vernauwing
39
Wat geven de sympatische vezels van de n. vagus voor een reactie aan het hart en thoraxorganen?
vanuit de truncus sympaticus (grensstreng uit het ruggenmerg) -> zorgt voor verhoging hartfrequentie en contractiekracht van het hart. Belangrijk bij fight/flight reactie van het lichaam truncus sympaticus naar hart, bloedvaten en longen (bronchodilatatie / verwijding)
40
Welke parasympatische en sympatische vezels zorgen voor bronchoconstrictie of bronchodilatatie?
parasympatische vezels -> bronchoconstrictie / vernauwing sympatische vezels -> bronchodilatatie / verwijding
41
Benoem de tussenribspieren en de functie
- m. intercostalis externus (buitenste spierlaag) -> inademing - m. intercostalis internus (binnenste spierlaag) -> uitademing - m. intercostales intimus (binnenzijde thorax) -> ondersteunt bij geforceerde uitademing
42
Benoem de ventrale spieren van de thorax diep en oppervlakkig
Diep: - m. transversus thoracis - diafragma Oppervlakkig: - m. pectoralis major / minor - m. subclavius - m. serratus anterior
43
Benoem de dorsale spieren van de thorax diep en oppervlakkig
Diep: - m. serratus posterior superior/ inferior - mm. levatores costarum - mm. subcostales Oppervlakkig: - m. trapezius - m. latissimus dorsi - m. rhomboideus major/minor - m. erector spinae
44
Welke spieren helpen bij de inspiratie?
- mm. intercostales externi - diafragma - m. serratus anterior - m. serratus posterior superior - m. scaleni - m. sternocleidomastoideus
45
Welke spieren zorgen voor expiratie?
- mm. intercostales interni / intimi - m. transversus thoracis - m. serratus posterior inferior - buikspieren
46
Benoem de AV kleppen
- valva bicuspidalis - mitralisklep - valva tricuspidalis - tricuspidalisklep
47
Bij inademing trekken de randen van het centrum tendineum samen en wordt het hele centrum omhoog/omlaag getrokken
omlaag
48
Benoem de seminulaire / arteriële kleppen
- valvula aortae / aortaklep - valvula trunci pulmonalis / pulmonaalklep
49
Hoe wordt de bloedvoorziening van het hart geregeld en waar mondt dit uit?
aa. coronariae, inhet rechter atrum (sinus coronarius)
50
Waar mondt de ductus thoracicus uit in uit?
rechter angulus venoseus
51
Hoe heet het gewricht dat aan de ribben en het ruggenmerg vastzit?
articulatio costovertebralis