ak h2 Flashcards

(67 cards)

1
Q

aanslibbingskust

A

kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aardkorst

A

dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder continenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afbraakkust

A

kust waarbij het wegslaan van materiaal overheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atmosfeer

A

de lucht om ons heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

benedenloop

A

het laatste stukje rivier, dicht bij de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

biosfeer

A

het leven op aard: planten, dieren en mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bovenloop

A

eerste stukje rivier, dicht bij de bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

branding

A

de breking van golfen in ondiep water(aan de kust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

breuk

A

barst of scheur in de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

chemische verwering

A

verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

debiet

A

de hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt in kubieke meter per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

delta

A

gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eindmorene

A

verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is blijven liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

endogene kracht

A

kracht die de aardkorst van binnenuit veranderdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

erosie

A

het uitscheuren en afscheuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

exogene kracht

A

kracht die de aardkorst van buitenaf verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

firn

A

korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

firnbekken

A

verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gemengde rivier

A

rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

geofactor

A

factor die de vorming van het landschap mede bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

glaciaal

A

koude perioden waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. heet ook ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

gletsjer

A

enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gletsjerpoort

A

de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

gletsjerrivier

A

rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
gletsjertunnel
tunnel die onderaan de gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt
26
golf
rimpel in het water die meestal word veroorzaakt door de wind die over het wateroppervlak waait
27
grondmorene
sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als je gletsjer smelt
28
heuvelland
gebied met hoogteligging tussen 200 tot 500 m
29
hoefijzermeer
meer dat is gevormd door de afsnijding van een meander rivier
30
hooggebergte
gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m
31
horst
een langs een breukvlak liggend deel van het aardoppervlak dat minder naar beneden is gezakt dan de slenk
32
hydrosfeer
het water op aarde
33
ijstijd
koude perioden waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. heet ook glaciaal
34
interglaciaal
warmere periode tussen twee ijstijden (glacialen) in
35
jong gebergte
gebergte dat 'pas' enkele tientallen miljoenen jaar oud is
36
klifkust
steile kust die is ontstaan doordat de kracht van de zee de onderkant heeft afgebrokkeld en afgekalfd
37
kustduin
heuvel die langs de kustlijn is ontstaan doordat de wind zand op een hoop heeft geblazen
38
laagland
gebied met hoogteligging lager dan 200 m
39
landschapskringloop
het proces van verwering en erosie waardoor een landschap telkens van uiterlijk veranderd
40
lengteprofiel
doorsnede van een rivier van bron tot monding
41
meander
natuurlijke bocht in een rivier
42
mechanische verwering
het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet veranderd
43
middelgebergte
gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn
44
middenloop
deel van de rivier tussen de boven- en de benedenloop in
45
neerslag
water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring (atmosfeer) op aarde neerkomt
46
oud gebergte
gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is
47
plaat
stuk van de aardkorst. heet ook schol
48
plooiingsgebergte
gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst
49
regiem
schommelingen in de waterafvoer van een rivier in de loop van een jaar
50
reliëf
hoogteverschillen in het landschap
51
rivier
een natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebiedschol
52
schol
stuk van de aardkorst. heet ook plaat
53
sediment
meegevoerde zand- en kleideeltjes die bezinken. heet ook afzettingsmateriaal
54
sedimentatie
afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs
55
sedimentgesteente
gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water en wind
56
slenk
een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst
57
strandwal
zandbak die door de branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt
58
stroomgebied
het gebied dat afwatert op de hoofdrivier van een stroomstelsel
59
stroomstelsel
rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied
60
U-dal
dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitscheurende werking van een gletsjer
61
V-dal
dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitscheurende werking van een gletjser
62
verhang
het verval per kilometer
63
verval
hoogteverschil tussen twee plaatsen aan een rivier
64
verwering
het uiteenvallen van een gesteente onder invloed van weer en plantengroei
65
verweringsmateriaal
puin dat ontstaat bij verwering
66
waterscheiding
grens tussen twee stroomgebieden
67
zijmorene
gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer