frans klas 3 h1 woordjes ABEF Flashcards
(100 cards)
1
Q
la photo
A
de foto
2
Q
le message
A
het bericht
3
Q
la réaction
A
De reactie
4
Q
Le commentaire
A
Het commentaar
5
Q
Le site (web)
A
De (web)site
6
Q
L’appli
A
De appli
de app
7
Q
Les réseaux sociaux
A
De social media
8
Q
J’y vais
A
Ik ga weg
9
Q
Il voit
A
Hij ziet
10
Q
Donne-moi
A
Geef mij!
11
Q
Amuse-toi bien!
A
Veel plezier!
11
Q
J’ai vu
A
Ik heb gezien
12
Q
on était
A
wij waren
13
Q
Tu vas bien?
A
Gaat het goed met je
14
Q
Bienvenue
A
Welkom
15
Q
à plus
A
Tot later
16
Q
Grâce à
A
Dankzij
17
Q
devant
A
Voor(plaats)
18
Q
Derrière
A
Achter
19
Q
Près de
A
Dichtbij
20
Q
Heureux, -euse
A
gelukkig
21
Q
drôle
A
grappig
22
Q
les gens
A
de mensen
23
Q
la tête
A
het hoofd
24
le temps
de tijd
25
le truc
het ding
26
oublier
vergeten
27
arrêter
stoppen
28
né(e)
geboren
29
facile
makkelijk
30
nouveau, nouvelle
nieuw
31
premier, première
eerste
32
vieux,vieille
oud
33
bon,bonne
goed
34
Le conseil
het advies
35
la raison
de reden
36
La dent
de tand
37
le send de l'humor
het gevoel voor humor
38
faire attention à
opletten
39
télécharger
downloaden
40
garder
bewaren
41
Montrer
laten zien
42
le portable
de mobiele telefoon
43
l'addition
de rekening
44
dire
zeggen
45
penser
denken
46
attendre
wachten
47
utiliser
gebruiken
48
travailler
werken
49
payer
betalen
50
presque
bijna
51
pourtant
toch
52
maintenant
nu
53
avoir besoin (de)
nodig hebben
54
la meilleure amie
de beste vriendin
55
marrant(e)
grappig
56
intelligent(e)
slim
57
timide
verlegen
58
paresseux, -euse
lui
59
souvent
vaak
60
une fois par semaine
een keer per week
61
je la connais
ik ken haar
62
au club de sport
op de sportclub
63
au travail
op het werk
64
chez des amis
bij vrienden
65
faire du sport
sporten
66
jouer de la guitare
gitaar spelen
67
bavarder
kletsen
68
l'or
het goud
69
l'argent
het geld, het zilver
70
le prix
de prijs
71
le parfum
de smaak
72
par an
per jaar
73
cent
honderd
74
mille
duizend
75
un million
een miljoen
76
impossible
onmoggelijk
77
pauvre
arm
78
mieux
beter
79
vendre
verkopen
80
exister
bestaan
81
savoir
weten
82
le visiteur
de bezoeker
83
le concours
de wedstrijd
84
le cerveau
de hersenen
85
en moyenne
gemiddeld
86
admirer
bewonderen
87
prouver
bewijzen
88
compter
(mee)tellen
89
Méchant(e)
Gemeen
90
égoïste
egoïstisch
91
à l'école
op school
92
regarder la télé
televisie kijken
93
cher, chère
duur
94
américain
amerikaans
95
fêter
vieren
96
97
98
99