anatomie Flashcards
1
Q
keelholte
A
farynx
2
Q
twaalfvingerige darm
A
duodenum
3
Q
nuchtere darm
A
jejunum
4
Q
kronkeldarm
A
ileum
5
Q
darmvlokken
A
vili
6
Q
alvleesklier
A
pacreas
7
Q
blindedarm
A
caecum
8
Q
karteldarm
A
colon
9
Q
endeldarm
A
rectum
10
Q
ontlasting
A
feces
11
Q
maltase
A
maltose = glucose+glucose
12
Q
lactase
A
lactose= glucose+galactose
13
Q
sacharase
A
sacharose= glucose+ fructose
14
Q
uitdroging
A
dehydratatie
15
Q
vochtophoping
A
oedeem
16
Q
opstopping
A
obstipatie
17
Q
specifieke zintuigen
A
zien, horen, ruiken, smaken
18
Q
somatische zintuigen
A
voelen
19
Q
het hoornvlies
A
cornea
20
Q
het regenboogvlies
A
iris
21
Q
het straallichaam
A
Corpus ciliare
22
Q
harde oogrok
A
sclera
23
Q
vaatvlies
A
Choroidea
24
Q
netvlies
A
retina
25
gele vlek
macula
26
oogzenuw
nervus opticus
27
bline vlek
papil
28
sclera
zorgt voor de stevigheid van de oogbol
29
cornea
laat lichtstralen door
30
vaatvlies
zorgt voor voeding van oog
31
iris
zorgt voor hoeveelheid licht die binnenkomt
32
straallichaam
draagt de lens en maakt het oogvocht aan
33
retina
zorgt voor het zien van kleuren, licht, donker en scherpzien
34
staafjes
zorgt voor het zien van licht en donker
35
kegeltjes
zorgt voor zien van kleuren
36
gele vlek
zorgt dat we scherp kunnen zien
37
blinde vlek
je kan hier niks zien
38
kamervocht
regelt oogdruk
39
binnenoor
labyrinth
40
slakkenhuis
cochlea
41