Anlage 4 Flashcards

(136 cards)

1
Q

rust nodig hebben

A

der Ruhe bedürfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tranen van berouw

A

Tränen der Reue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

woorden van troost

A

Worte des Trostes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ein Gefühl van hulpeloosheid

A

ein Gefühl der Hilflosigkeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geen spoor van berouw

A

keine Spur von Reue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

woorden van oprechte troost

A

Worte aufrichtigen Trostes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tranen van oprecht berouw

A

Tränen aufrichtiger Reue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sterven als ratten

A

sterben wie die Ratten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rijden als wilden

A

fahren wie die Wilden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hollanders zijn geboren verkopers

A

Holländer sind die geborenen Kaufleute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gedraag jullie niet als kinderen

A

Benehmt euch nicht wie Kinder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de geboorte van Venus

A

die Geburt der Venus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de doos van Pandora

A

die Büchse der Pandora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de redevoeringen van Demosthenes

A

die Reden des Demosthenes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de boeken van Droste-Hülshoff (vrouw)

A

die Bücher der Droste-Hülshoff

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zegt Duden daarover?

A

was sagt der Duden dazu?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dat staat in Van Dale

A

das steht im Van Dale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dat mens van Schmitz

A

die Schmitz (Nachname)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bretagne

A

die Bretagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Iran

A

der Iran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Irak

A

der Irak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kosovo

A

der/das Kosovo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Libanon

A

der Libanon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lombardije

A

die Lombardei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Mongolië
die Mongolei
26
Nederland
die Niederlande
27
Normandië
die Normandie
28
Picardië
die Picardie
29
Senegal
der Senegal
30
Slowakije
die Slowakei
31
Stiermarken
die Steiermark
32
Turkije
die Türkei
33
Cassiopeia
die Kassiopeia
34
Jupiter
der Jupiter
35
Mars
der Mars
36
Saturnus
der Saturn
37
Sirius
der Sirius
38
Venus
die Venus
39
januari e.d.
der Januar ...
40
maandag e.d.
der Montag ...
41
in leven zijn, blijven
am Leben sein, bleiben
42
op weg naar school
auf dem Weg zur Schule
43
eerst en vooral, vooreerst
fürs Erste
44
in aansluiting op
im Anschluss an (Akk)
45
overhoop schieten
über den Haufen schießen
46
op voorwaarde dat
unter der Bedingung, dass
47
van horen zeggen
vom Hörensagen
48
tot uitdrukking komen
zum Ausdruck kommen
49
aan tafel zitten
am Tisch sitzen
50
op basis van
auf der Basis/Grundlage +Gen.
51
op goed geluk
aufs Geratewohl
52
opnieuw/vooreerst
aufs Neue, fürs Erste
53
tot op hoge leeftijd
bis ins hohe Alter
54
in gesprek raken
ins Gespräch geraten, kommen
55
in coma liggen
im Koma liegen
56
met vuur spelen
mit dem Feuer spielen
57
van zien, gezicht
vom Sehen
58
op verdenking van
unter dem Verdacht +Gen.
59
tot verbazing van
zum Erstaunen +Gen.
60
het ambt van bondspresident
das Amt des Bundespräsidenten
61
de titel van koning van Preußen
der Titel des Königs von Preußen
62
meneer de voorzitter
Herr vorsitzende
63
mevrouw de professor
Frau Professor(in)
64
de auto van (de) heer Jansens
Hernn Jansens Auto
65
de een na de ander
einer nach dem anderen
66
het ene woord leidde tot het andere
Ein Wort gab das andere
67
ze rookte de ene sigaret na de andere
sie rauchte eine Zigarette nach der anderen
68
naar het zuiden e.d. trekken
nach Süden ... ziehen
69
in het Noorden van ons continent
im Norden unseres Kontinents
70
naar het Zuiden (van Europa) trekken
in den Süden ziehen
71
hetzelfde model in het beige
dasselbe Modell in Beige
72
in het groen gekleed
in Grün gekleidet
73
de eerste de beste gelegenheid
die erstbeste Gelegenheit
74
uit de eerste hand
aus erster Hand
75
van het grootste belang
von größter Bedeutung
76
het volgende
Folgendes
77
de ene hand wast de andere
eine Hand wäscht die andere
78
zijn tranen de vrije loop laten
seinen Tränen freien Lauf lassen
79
in de eerste plaats
an erster Stelle
80
iets van de grond af opbouwen
etwas von Grund auf aufbauen
81
naar de grond kijken
zu Boden sehen
82
iemand tegen de grond slaan
jemanden su Boden schlagen
83
op de grond vallen
zu Boden fallen
84
bij het krieken van de dag
bei Tagesanbruch
85
tegen de ochtend, middag
gegen Morgen, Mittag
86
in de as leggen
in Asche legen
87
boven de dertig graden
über dreißig Grad
88
van het begin af/aan
von Anfang an
89
bij het uitbreken van de oorlog
bei Kriegsausbruch
90
in het vooruitzicht stellen
in Voraussicht stellen
91
in de mode komen, zijn
in Mode kommen, sein
92
in de nabije toekomst
in naher Zukunft
93
temperaturen van boven de 30 graden
Temperaturen über 30 Grad
94
vanaf de geboorte
von Geburt an
95
in het Duits
auf Deutsch
96
in vlot Duits
in fließendem Deutsch
97
in goed Duits
auf gut Deutsch
98
zijn tanden poetsen
sich die Zähne putzen
99
zijn haar kammen
sich die Haare kämmen
100
op zijn zenuwen
jemandem auf die Nerven gehen
101
op zijn hoede zijn
auf der Hut sein
102
zijn bril, muts... opzetten
sich die Brille, Mütze... aufsetzen
103
onder een valse naam
unter falschem Namen
104
met een zuiver geweten
mit reinem Gewissen
105
na een goed begin
nach gutem Beginn
106
met een goede reden
aus gutem Grund
107
een heks van een vrouw
eine Hexe von Frau
108
een boom van een vent
eine Hüne von Mann
109
een schat van een mans
eine Seele von Mensch
110
het ambt van rechter/minister
das Amt eines Richters/Ministers
111
het ambt van rector
das Amt des/eines Rektors
112
recht hebben op iets
ein Recht auf etwas haben
113
oog voor iets hebben
ein auge für etwas haben
114
mogelijke uitdroging
ein Austrocknen
115
in een handomdraai
im Handumdrehen
116
een geluk met een ongeluk
ein Glück im Unglück
117
in een mum (van tijd)
im Nu | in einem Nu
118
iemand om de tuin leiden
jemanden hinters Licht führen
119
iemand erin luizen, oplichten
jemanden übers Ohr hauen
120
ten einde krachten, uitgeput zijn
am Ende seiner Kraft sein
121
de gelegenheid te baat nemen, aangrijpen
die Gelegenheit beim Schopf ergreifen
122
iemand bij z'n kraag pakken
jemandem beim Schopf fassen, packen
123
iets niet over zijn/het hart (ver)krijgen
es nicht übers Herz bringen, etwas zu tun
124
iemand tot last zijn
jemandem zur Last sein
125
iemand lastigvallen, tot last zijn
jemandem zur Last fallen, werden
126
nog naar school, de univ... gaan
noch zur Schule
127
nog naar school, de univ... gaan
noch zur Schule/Uni/FH gehen | aufs Gymnasium gehen
128
naar de film (bios) gaan
ins Theater (Kino) gehen
129
later iets met theater, film ... willen doen
später zum Theater, Film wollen
130
van het platteland zijn
vom Lande sein
131
van de stad zijn
aus der Stadt sein
132
vlees bij de slager en niet in de supermarkt kopen
Fleisch lieber beim Fleischer statt im Supermarkt kaufen
133
om je dood te lachen
zum Totlachen
134
aan het koken (eten) zijn
am (beim) Kochen (Essen) sein
135
in de nacht van 4 op 5 oktober
in der Nacht vom 4. zum 5. Oktober
136
de carnavalstijd begint op 11 november, om 11.11h
die Karnevalszeit beginnt am 11.11 um 11.11Uhr