Antilichamen Flashcards

(5 cards)

1
Q

IgM

A

1e klasse die wordt gemaakt bij immuunreactie -> activeert complement
- meerdere bindingsites
- meerdere epitopen
- lage affiniteit
- weinig effectormechanismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

IgG

A
  • klein en flexibel -> makkelijk vinden aan verschillende onderdelen van een pathogeen
  • kan placenta passeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IgA

A
  • belangrijkste ig in speeksel, secreten en mucosa van darmkanaal en luchtwegen
  • zit ook in traanvocht en moedermelk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

IgD

A

Antistof voor veel voorkomende respiratoire bacteriën
- basofielen hebben hoge affiniteit hiervoor-> bij binding van antigeen met IgD wordt basofielen geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

IgE

A
  • grote affiniteit voor Fc-receptoren op celmembraan van mest cellen, basofielen en eosinofielen
  • bij binding stimulatie immuunrespons die parasieten dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly