Aorta thoracalis en abdominalis Flashcards

1
Q

Wat valt onder de aortawortel?

A

Annulus
sinus valsalva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat valt onder de aorta ascendens?

A

Het tubulaire gedeelte tot begin truncus brachiocephalica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 aftakkingen zit er in de arcus

A
  • Truncus brachiocephalicus (art anonyma)
  • Art. carotis sinistra (kan ook uit de truncus komen
  • Art. subclavia sinistra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vertakt de truncus brachiocephalicus zich in?

A

Deze splitst zich in de:
- art. subclavia dextra
- art. carotis dextra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar begint de descendens

A

Bij de isthmus, tussen de oorsprong vh laatste vat en het ligamentum arteriosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Marfan?

A

bindweefselziekte, waarbij aortadimensies belangrijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Ehlers-Danlos?

A

bindweefselziekte, waarbij aortadimensies belangrijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe meet je de aortadimensies?

A

we meten leading edge to leading edge omdat hier de meeste referentiewaarden van zijn verkregen

Inner edge to inner edge geeft een betere vergelijking met CT en MRI

Bij de metingen wordt ingezoomd en haaks op de lengteas gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer meet je de aortadimensies?

A

Einddiastolisch, behalve de annulus
De annulus wordt mid-systolisch gemeten

De aortawortel dient in de PLAX op de maximale diameter te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar meet je het tubulaire gedeelte?

A

Links of rechts-parasternaal, evt op de rechterzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe met je de arcus en wat zie je hierboven?

A

suprasternaal, darboven zie je de vena anonyma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe meet je de aorta desc?

A

Suprasternaal of AP4CH
Vanuit subcostaal is het laatste deel vd desc te zien met de overgang naar de abdominalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt een aneurysma vd s. valsalva veroorzaakt?

A

Aangeboren of verworven door bv endocarditis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je bij een aneurysma vd sinus valsalva?

A

Vaak misvormde, verwijde sinussen.
RCC puilt uit in de |RVOT
LCC in het LA
NCC in het RA
Vaak met fenestraties met color vanuit de hogedrukcompartement (valsalva) naar het lagedrukcompartement met continue flow.
Bij marfan zijn soms alle 3 de sinussen betrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de intervalvulaire fibrosa?

A

Deze bevind zich tussen de AoV en de MV, het zwakste deel vd aortaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor komt dehiscentie en holte- of abcesvorming|?

A

Door infectie, trauma of chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een intervalvulair pseudo-aneurysma?

A

Een verbinding tussen holte en LVOT, meestal secundair aan infectie, vaak voorkomend bij kk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn complicaties van een intervalvulaire pseudo-aneurysma?

A
  • ruptuur naar het LA/de aorta/het pericard –> dan chirurgie
    evt. asymptomatisch waarbij een expectatief beleid kan worden toegepast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de classificatie van atheromateuze plaques in de aorta volgens de EAE?

A

Graad 1 (normaal): geen intimaverdikking
Graad 2 (gering): intimaverdikking ≤ 3 mm, zonder onregelmatigheden
Graad 3 (matig): atheroom < 5 mm
Graad 4 (ernstig): atheroom ≥ 5 mm
Graad 5 (ernstig): atheroom met mobiele componente of ulceratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat heeft plaque in de aorta tot gevolg?

A

Dit kan aneurysmata (dilatatie) en dissecties veroorzaken.
TEE heeft de voorkeur voor de beeldvorming van plaque in de aorta.
Plaque kan risico geven op embolisatie, afhankelijk van de graad.
Bij plaque is er een grote kans op bestaan van significant coronairlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke type echo is meer betrouwbaar bij het in beeld brengen van een ascendens aneurysma?

A

TEE, bij TTE is het niet altijd even betrouwbaar, omdat het zich juist op een hoger niveau kan bevinden dan wat in beeld te brengen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de standaard richtlijnen voor interventie bij de diameter van de aorta asc?

A

Bij 5-5.5 cm: controle intensiveren
Bij >5.5 cm interventie
Uitgezonderd: bindweefsel aandoeningen of bicuspide AoV, waarbij eerder interventie wordt geadviseerd

23
Q

Wat zijn de richtlijnen voor interventie bij Marfan/Louys-Dietz/Ehler-Danlos?

A

Bij >5.0 cm chirurgische interventie
of > 4.5 bij positieve familieanemnese, AoI/MI, snelle toename dimensies of zwangerschapswens.

24
Q

Wanneer moet je bentall overwegen?

A

Bij een ascendens van 5 of meer cm die voor chirurgie moet.
Bentall kan dan worden overwogen vanwege de blijvende verhoogde kans op dissectie. Hierbij wordt de AoV en de Asc vervangen door een klephoudende buis met kleine gaten waarin de coronairarteriën gehecht kunnen worden.

25
Q

Hoeveel procent kans is er op een 2e aneurysma?

A

20-27%, vooral bij oudere vrouwen

26
Q

Wanneer spreek je van een AAA en wat zijn de risicofactoren hiervan?

A

een AAA bij meer dan 3 cm, meestal asymptomatisch.

Risicofactoren zijn o.a.
- degeneratief
- leeftijd
- man zijn
- roken
- positieve fam. anamnese
- hypertensie

27
Q

Wanneer is een sterk verhoogd risico op scheuring bij een AAA en moet je interventeren?

A

Bij > 5.5 cm, advies interventie.
- Meestal endovasculaire interventie vanwege het lage risico op complicaties (1-5%).
- ESC guidlines: AAA screening bij TTE bij mannen>65 jaar

28
Q

Wat is marfan en wat zijn de symptomen?

A
  • Een bindweefselziekte
  • Dominant overerfbaar

Symptomen:
- oogafwijkingen
- lange ledematen
- overmatig beweeglijke gewrichten
- pectus excavatum of carinatum
- cardiovasculaire afwijkingen (70%)

29
Q

Wat voor hartafwijkingen zie je bij marfan?

A
  • Aortadilatatie
  • degeneratie AoV/MV met lekkage door prolaps
30
Q

Wat is het advies bij marfan?

A
  • jaarlijks echo.
  • Toename controle bij >4.5 cm.
  • Bij normale aortadimensies distaal van AoV: 5-jaarlijkse controle, anders jaarlijks.

Aortadilatatie, vaak bij valsalva  AoI of dissectie (hogere kans bij marfan). Bij marfankinderen met een Ao-dimensie van >130% of toename van > 5% pj geeft dit een hoger risico (op dissectie?). Gelokaliseerde aneurysma (alleen op sinusniveau) geeft een betere voorspelling.

31
Q

Wat is Ehlers-Danlos/Loeys-Diets?

A
  • vasculaire bindweefselziekten
  • vegelijkbare cardiologische verschijnselen
32
Q

Wat zijn de karakterestieke verschijnselen van Ehlers-Danlos?

A
  • dunne, dooschijnende huid
  • Uitgebreide bloedingen
  • karakteristiek gelaat (prominente oren, holle wangen, dunne neus/lippen)
33
Q

Wat zijn de karakterestieke verschijnselen van Loeys-Diets?

A
  • aortatortuositeit (verdraaide, getwiste aorta)
  • aneurysmata
  • hypertelorisme (wijd uit elkaar staande ogen)
  • bifide uvula (in tweeen gesplitste huig)
34
Q

Wanneer wordt eerdere interventie aanbevolen bij Loeys-Diets?

A

bij uitgebreide arteriopathie al vanaf 42 mm

35
Q

Wat is FTAAD?

A
  • Familiair thoracaal aorta-aneurysma en -dissectie
  • 20% genetisch (autosomaal overerfbaar
  • 5 jaars screening bij deze groep tot klinisch/moleculair uitsluitsel of aantonen
36
Q

Wat is turner en wat zie je hierbij?

A
  • chromosoomafwijking waarbij 1 x-chromosoom ontbreekt
  • korte vrouwen
  • metabole en hormonale afwijkingen –> obesitas, glucose-intolerantie en afwijkingen aan het ovarium
  • Cardiale defecten zoals
    + BAV (30%)
    + Coarctatie (100x meer kans, treed op vanaf 30-40 jaar)
    + asc. dilatatie
37
Q

Hoe wordt er gescreend bij Turner?

A

Met MRI of TTE, follow up afhankelijk van de situatie

38
Q

Wat is de follow up bij de aortadimensies van een pat. met turner?

A

Bij turner worden de aortadimensies geïndexeerd.

< 2.0 cm/m² zonder risicofactoren: 5 jaarlijkse controle
2.0-2.5 cm/m²: jaarlijks of 2-jaarlijks
> 2.5 cm/m²: zeer groot risico op dissectie, ten minste jaarlijkse controle

39
Q

Waar bevindt zich bj een BAV de cleft?

A

RCC-LCC: 70%
RCC-NCC: 10-20%
LCC: NCC: 5-10%

40
Q

Hoeveel procent vd bevolking heeft een bicuspide AoV?

A

1-2% vd bevolking. Dit gaat gepaard met bindweefselafwijkingen in de aorta-asc–>verhoogde kans op dilatatie (vaak distaal v. valsalva) en dissectie.
Bij 7% van BAV met fusie LCC-RCC ook coarctatie Aorta met hoger risico op dil. en dissectie.

41
Q

Hoe wordt een BAV vervolgd?

A

Bij een nieuwe BAV wordt TTE en MRI toegepast. Komen de metingen uit deze 2 beeldvormingen overeen, dan wordt TTE gebruikt voor de follow up.
Bij een snelle toename van meer dan 3 mm per jaar of een diameter van > 45 mm: jaarlijkse follow up.

Screening eerstegraads familie op BAV of artadilatatie.

42
Q

Wat zijn de 3 acute aortasyndromen?

A
  • dissectie
  • intramuraal hematoom
  • doorbrekende zweer (PAU: penetrating Aortic Ulcer)
43
Q

Waardoor komt een acuut aortasyndroom?

A

Door een scheur of zweer in de intima vd aorta, waardoor bloed vanuit het lumen de media binnendringt.
óf/ook door bloeding in de media vanuit de vaso vasorum, waardoor ontsteking, dilatatie en lossplijting wordt veroorzaakt.

geen 100% wetenschap dit stukje

44
Q

Wanneer spreekt men van acute, subacute en chronische aortadissectie?

A

Acute aortadissectie < 14 dagen
Subacute dissectie 15-90 dagen
Chronische aortadissectie > 90 dagen

45
Q

Wat is het klachtenpatroon van een aortadissectie?

A
  • plotse hevige scherpe scheurende PODB tussen schouderbladen
  • ernstige pijn, lokatie en zeer plots begin
  • 10% asymptomatisch
46
Q

Wat zijn de 2 zwakste punten van de aorta?

A
  1. de overgang van myocard naar vaatwand
  2. de aanhechting vd coronairen aan de vaatwand
47
Q

Wat is een type a dissectie en wat zie je hierbij?

Waardoor komt dit?

A
  • Begint bij de sinus van valsalva en kan tot de truncus brachiocephalicus of het gehele aortatraject bevatten.
  • Hierbij kan het bloed via de zwakke punten doorbreken. Het loswoelen van de intima bij de sinutubulaire overgang zorgt ervoor dat het ophangmechanisme van de AoV wordt ondermijnd en de klep kan collaberen: AoI.

Dus: AoI door:
- ophanging vd aoV is door het vals lumen ondermijnd,
óf intimaflap prolabeert diastolisch tussen de klepbladen door en veroorzaakt hierdoor mede een AoI.

Moet met spoed chirurgisch behandeld worden.

48
Q

Waardoor zie je AoI bij een type A-dissectie?

A

Dus: AoI door:
- ophanging vd aoV is door het vals lumen ondermijnd,
óf intimaflap prolabeert diastolisch tussen de klepbladen door en veroorzaakt hierdoor mede een AoI.

49
Q

Wat is een type B-dissectie?

A

Aortadissectie vanaf de arterie subclavia sinistra naar de descendens

Wordt alleen bij complicaties behandeld met interventie, bij voorkeur met intravasculaire stenting

50
Q

Wat is en waar bevindt zich een intramuraal hematoom vaak?

A

Een bloedstolsel in de wand van de aorta zonder scheur in de binnenlaag van de aortawand.

  • 30% in ascendens
  • 10% in arcus (type A)
  • 60-70% in descendens (type B)

Vrijwel alle hematomen gaan uiteindelijk over in dissectiebeelden en moeten dan uiteindelijk op dezelfde manier behandeld worden.

51
Q

Waar bevindt zich een aneurysma vaak en wanneer zijn hier symptomen bij?
Wat voor medicatie krijgen mensen hierbij?

A
  • Vaak bij de aorta meestal in de arcus of descendens
  • symptomatisch wanneer deze aan het scheuren is, dan is er vaak omheen ook al een aantoonbaar hematoom.
  • bij verdenking: bloeddrukverlagers en pijnmedicatie
52
Q

Wat moet je met de echo in beeld brengen bij een intramuraal hematoom of dissectie?

A
  • aortadimensies
  • uitgebreidheid vd dissectie
  • betrokkenheid AoV
  • betrokkenheid aftakkingen
  • relatie met omgevende structuren
  • aanwezigheid trombus
53
Q

Welke beeldvorming kan je gebruiken bij het in beeld brengen van een dissectie?

A

De MRI/CT en TEE.
CT en MRI is superior voor beeldvorming uitgebreidheid, betrokken aftakkingen en intramuraal hematoom
TEE is beter met in beeld brengen van flow tpv scheur en trombusvorming (lage flow en spontaan contrast), echter is dit wel risicovol