Atelier 6.2 p.297-299 Flashcards
(49 cards)
Een kous
Un bas
Een pashokje
Une cabine d’essayage
Een betaalkaart
Une carte bleue
Een sportschoen
Un chaussure de sport
Een schoen met een hoge hak
Une chaussure à talon haut
Een geklede schoen
Une chaussure habillée
Een zwuivelafdeling, zuivelhandel
Une crèmerie
Het leder
Le cuir
De elektrische huishoudapparatuur
L’electroménager
Het onderhoud
L’entretien
Een grote supermarkt
Une grande surface
Een mantel
Un manteau
Een huwelijk
Un mariage
Een stuk
Un morceau
Een pantoffel
Une pantoufle
Een muntstuk
Une pièce de monnaie
Een schoenmaat
Une pointure
Een visafdeling,vishandel
Une poissonnerie
Een voedingsmiddel
Un produit alimentaire
Een jurk
Une robe
Een diepvriesproduct
Un surgelé
Een hiel, hak
Un talon
Verkleurd, verschoten
Délavé, délavée
Vol
Plein, pleine