Atmosferische processen Flashcards

(178 cards)

1
Q

wat is onze atmosfeer

A

een dunne laag gassen tot 1000 km hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

synoniem atmosfeer

A

dampkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke sferen zijn er allemaal

A

atmosfeer
hydrosfeer
geosfeer
biosfeer
antroposfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

door wat zijn de verschillende sferen gelinkt (3)

A
  • energie
  • water
  • biochemische cycli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uit welke gassen bestaat de atmosfeer

A

78% stikstof
21% zuurstof
1% argon
(0,04% CO²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe komt het dat de gassen niet ontsnappen

A

door de zwaartekracht van de aare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom is O² zo belangrijk in de atmosfeer

A
  • inademen –> er gekomen door fotosynthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat als er geen ozon zou zijn

A

leven op land = onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ontstaat ozon

A

hoger in de atmosfeer reageert O² met de uv-straling van de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voor wat atmosfeer nog handig

A

meteorietinslagen
leefbare temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bespreek zuurstof-evolutie

A
  • eerst kwam niet voor in de atmosfeer
  • pas vanaf 3,5 miljard jaar geleden
  • ontstaan zeeorganismen die aan fotosynthese begonnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de verschillende sferen beneden-> boven

A
  • troposfeer
  • stratosfeer
  • mesosfeer
  • thermosfeer
  • exosfeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eigenschappen troposfeer (4)

A
  • dunste laag
  • bevat 80% van alle lucht
  • weerverschijnselen
  • broeikasgassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eigenschappen stratosfeer

A
  • horizontale luchtbeweging
  • vliegtuigen (brandstof besparen)
  • ozonlaag (20-30km hoogte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ozonlaag eigenschappen

A
  • bescherming/ absorbering schadelijke uv-straling
  • temperatuur stijgt met de hoogte door absorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eigenschappen mesosfeer

A
  • koudste sfeer
  • geen zonne-energie absorptie
  • meteoren lichtsporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

eigenschappen thermosfeer

A
  • zonne-energie dringt binnen
  • hoge temperatuur
  • poollicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de ionsfeer

A

de thermo en mesosfeer samen
=> veel lichtdeeltjes met elektrische lading
poollicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

exosfeer

A

overgang laag naar de interplanetaire ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Reactievergelijking ozon

A
  • uv-straling splits zuurstofmoleculen
  • vrij zuurstofatoom bots met zuurstofmolecule
  • ontstaan ozonmolecule (O³)
  • ozonmolecule splitst door uv terug in O en O²
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke stralen worden volledig geabsorbeerd door de ozonlaag

A

de uv C-stralen => schadelijkste stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waarvoor is zonnecrème en zonnebril belangrijk

A

ozon laat klein beetje uv B-stralen
=> huidkanker en oogaandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

uv A-stralen schadelijk

A

nee, worden ook niet veel geabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waardoor wordt de ozonlaag aangetast

A

door de cfk’s (KWS en chloorfluor)
zaten vroeger in koelkasten, spuitbussen

=> gat is de ozonlaag boven antartica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is het natuurlijk evenwicht van de ozon
opbouw van ozon (O + O² => O³) wordt ook afgebroken (O³ => O + O²)
26
wat stond er in het protocol van Montreal + wnr
afspraken om gebruik cfk's terug te dringen => ozonlaag niet langer afnemen in dikte
27
ozon in de troposfeer?
bedreigend ozon in de onderste luchtlaag (ontstaan door inwerking van zonnestralen op vervuilde lucht) => schadelijk longen en luchtwegen
28
Wat is de stralingsbalans
het evenwicht tussen de inkomende en uitgaande straling
29
synoniem instraling
insolatie
30
wat is instraling
zonlicht geabsorbeerd door de aarde
31
synoniem uitstraling
radiatie
32
wat is uitstraling
de in warmte omgezette stralen die de aarde verlaten
33
wat gebeurd er met de lichtenergie die door het aardoppervlak wordt geabsorbeerd
de lichtstralen worden in de aarde omgezet in warmtestralen
34
wat is het albedo
de hoeveelheid inkomende straling die door de aarde onmiddlijk als ongebruikte energie wordt teruggekaatst
35
wat beïnvloed de temperatuurverdeling op aarde (7)
- breedteligging - tijdstip v/d dag - oriëntatie van hellingen - ligging t.o.v. de zee - zeestromingen - hoogteligging - bodem
36
invloed van de breedteligging op de temperatuur
T neemt af van evenaarsgebied --> polen evenaar = warm polen = kouder
37
hoe komt het dat het op de evenaar warmer is
- recht invallende zonnestralen belichten kleiner oppervlak = intensere straling - zonnestralen leggen kleinere afstand af door de atmosfeer
38
hoe komt het dat er naar de polen toe kouder is
- schuin invallende zonnestralen belichten een groter oppervlak - zonnestralen leggen een grotere afstand af door de atmosfeer
39
invloed T tijdstip van de dag
warmste moment v/d dag = 2uur na hoogste stand zon
40
waarom is juli en niet juni de warmste maand van het jaar
de omzetting van licht naar warmte kost tijd
41
invloed oriëntatie van hellingen op T
schuin invallende zonnestralen vallen loodrecht in op helling = intensere warmteomzetting
42
SYNONIEM liggint t.o.v. de zee
continentaliteit
43
wat is de invloed v/d ligging t.o.v. de zee op T
hoe verder van zee => warme zomers + koude winters 'temperatuurschommeling wordt groter' zee = verzachtende invloed op T
44
wat is de invloed van zeestromingen op T
T warme zeestromingen (van evenaarszone naar polen) T koude zeestromingen (van polen naar evenaarszone)
45
wat is de invloed van de hoogteligging op de T
hoe hoger = hoe kouder
46
wat is de invloed van de bodem op de T
oppervlak reflecteert = albedo = geen opwarmi oppervlak absorbeert = opwarming = stijging T
47
circulatie betekenis
wind ontstaan door drukverschillen
48
hoe ontstaan drukverschillen
het gewicht van een kolom licht per oppervlakte-eenheid noemen we luchtdruk. Gemiddelde luchtdruk op zeeniveau bedraagt 1013hPa
49
wanneer de luchtdruk hoger is dan 1013 mbar...
- hogedrukgebied - anticycloon - maximum
50
luchtdruk lager dan 1013 mbar...
- lagedrukgebied - cycloon - minimum - depressie
51
hoe hoger je bent (bv. in de bergen) hoe... de luchtdruk
hoe lager de luchtdruk
52
hoe kan de mens zich aanpassen aan een andere luchtdruk
- hoogtestage: meer rode bloedcellen - betere sportprestaties door minder luchtweerstand
53
wat zijn isobaren
lijnen van gelijke druk
54
hoe ontstaat wind (6)
1) warme (lichte) wind stijgt 2) ontstaan teveel aan lucht hogerop 3) lucht stroom weg naar koude luchtkolom 4) warme luchtkolom grond weegt minder (L) + in koude kolom stroomt de lucht in de hoogte toe 5) lucht gaat dalen want ze wordt zwaarder 6) koude luchtkolom aan grond zwaarder (H) teveel aan lucht in koude luchtkolom, => verplaatst naar warme kolom met tekort => wind is verplaatsing van hoge druk naar lage druk
55
voorbeeld van lokaal windsysteem
hete zomerdag aan zee: land warmt sneller op dan zee lage druk boven land, hoge druk boven zee wind die verkoeling brengt van zee naar land
56
waar is de warme luchtkolom op aarde
rond de evenaar, want warme T
57
waar is de lage drukgebied op aarde + waarom
rond de evenaar want door warmte stijgt de lucht
58
waar zijn de hoge drukgebieden
rond de polen want koude lucht daalt
59
wat gebeurt er tussen de 0 en 30°
warme lucht evenaar stijgt (equatoriaal minimum) en vloeit af naar de polen daardoor op 30° hogedrukgebied (subtropisch maximum) + de lucht stroomt langs aardoppervlak deels terug naar evenaar
60
wat gebeurt er tussen 30° en 60°
overblijvende lucht 30° beweegt richting polen op 60° is er koude poollucht stijgende luchtbeweging door botsing warm/koud lucht op 60° => vorming subpolair minimum lagedruk L lucht vloeit deels zuidwaarts
61
wat gebeurt er tussen 60° EN 90°
lucht van 60° koelt sterk af boven de noordpool (polair Maximum) de lucht daalt en waait terug richting 60° (3de circulatiecel)
62
samenvatting Namen maxima/minima met hoog/laag drukgebied per graden
evenaar => laag drukgebied => equatoriaal min 30° => hoog drukgebied => subtropisch max 60° => laag drukgebied => subpolair min 90° => hoog drukgebied => polair maximmim
63
welke 3 circulatiecellen zijn er + tussen welke graden
- hadleycel => tussen evenaar en 30° - ferrelcel => tussen 30° EN 60° - polaire cel => tussen 60° EN 90°
64
hoeveel circulatiecellen over heel de aarde
6
65
welke invloed heeft de aardrotatie op de wind
de winden worden afgebogen op NH naar rechts als je met windrichting meekijkt op ZH naar links als je met windrichting meekijkt noordenwinden w=> noordoostenwinden zuidenwinden w=> zuidwestenwinden
66
waar lig de NE- passaat
tussen de kreeftskeerkring en de evenaar
67
wanneer zeewind, wanneer landwind
zeewind => dag landwind => nacht
68
wanneer bergwind, wanneer dalwind
bergwind nacht dalwind dag
69
verschil wintermoesson/ zomermoessen
wintermoesson = droog zomermoessom = vochtig
70
voor wat staat ITCZ
intertropische convergentiezone
71
waar hangen de hoge drukgebieden in de winter
boven het land
72
waar hangen de hogedruk gebieden in de zomer
boven de zee
73
wat is de ITCZ
gebied waar de noordoost-en de zuidoostpassaat elkaar ontmoeten het gebied aan de evenaar waar het equatoriaal minimuim zich bevindt
74
Naar waar schuift de ITCZ zich in de winter
de steenkobskeerkring
75
naar waar schuift de ITCZ in de zomer
naar de kreefstkeerkring
76
wat is het equatoriaal minimum
intertropisch convengentiezone verschuift met de loodrechte zonnestand hierdoor verschuiven alle drukgordels
77
wat zijn straalstromen
gigantische luchtstromen op 10 km hoogte in de atmosfeer van west naar oost snelheden tot 500km
78
hoe ontstaan straalstromen
door temperatuurdaling van de evenaar naar de polen niet gelijkmatig, maar sprongsgewijs verloopt. (op 30° en 60°) door plots grote temperatuurverschil ontstaat er groot drukverschil in troposfeer = sterke luchtstroom
79
waarom gebeurt de straalstromm van west naar oost
door rotatie van de aarde
80
hoeveel straalstromen zijn er op aarde + benaming
1) polaire straalstroom (60°N) 2) subtropische straalstroom (30°N) 3) subtropische straalstroom (30°Z) 4) polaire straalstroom (60°Z)
81
hoe ontstaan zeestromingen
door de wind die over het zeewater waait en zorgen voor een herverdeling van de warmte over de aarde
82
van waar zijn warme/koude zeestromingen afkomstig
warme zeestroming uit relatief warm gebied koude zeestroming uit relatief koud gebied
83
wat is de golfstroom
- krachtige oppervlaktestroming - ontstaat in de Golf van Mexico onder invloed van de passaatwinden - voert tropisch water naar het N vd Atlantische Oceaan
84
hoe wordt het wereldwijde systeem van zeestromingen genoemd
thermohaliene circulatie
85
Welke 2 factoren vh oceaanwater spelen een belangrijke rol in het systeem van zeestromingen
- watertemperatuur - zoutgehalte
86
wat gebeurt er met de golfstroom ten noorden van de Atlantische oceaan
koelt bruusk af en zinkt
87
is koud water zwaarder of lichter dan warmwater + zelfde voor zout water
koud water is zwaarder dan warm water zout water is zwaarder dan zoet water
88
koud en/ of zout water zal warm en/of zoet water zal
koud en/of zout water zal zinken warm en/of zoet water zal stijgen
89
beschrijf kort de waterkringloop
water verdampt door de zon koelt af en valt terug door neerslag infiltratie ondergrond/ terug naar rivier/zee
90
wat is evaporatie + synoniem
verdamping de overgang van water naar waterdamp
91
wat is transpiratie
verdamping door plantne
92
wat is condensatie
overgang van waterdamp naar water
93
wat gebeurt er bij verdamping
er wordt warmte/energie onttrokken aan de atmosfeer
94
wat gebeurt er bij condensatie
er wordt warmte/energie vrijgegeven
95
wat is de absolute vochtigheid A.V.
aantal gram waterdamp bij een welbepaalde temperatuur en druk
96
wat is de relatieve vochtigheid (R.V.)
(A.V. x 100) / max. vochtigheid bij gegeven T
97
wanneer heb je verzadigde lucht
als de relateive vochtigheid 100% is
98
wat gebeurt er met de R.V. als de T daalt
de RV stijgt en de kans op condensatie en neerslag stijgt
99
geef term: wordt gevormd uit waterdruppels/ijskristallen die door luchtlagen van boven de 0° vallen
regen
100
wordt gevormd als onderkoelde watersruppels de grond raken die een temperatuur van onder de 0°C geeft, of als regendruppels op de grond vallen en daar bevriezen vanwege vorst aan de grond
ijzel
101
ontstaat als de lucht onder de wolken een T van onder de 0°C heeft en ijskristallen samenklonteren tot sneeuwvlokken. grondoppervlak < 0°C
droge sneeuw
102
ontstaat als ijskristallen keer op keer omhoog worden gejaagd in een stapelwolk, waarbij bovenin de wolk steed weer een bevroren laagje ijs wordt afgezet
hagel
103
wordt gevormd als waterdamp condenseert op een koud opp. > 0°C
dauw
104
gevormd als waterdamp bevriest op opp. <0° ligt
rijp
105
waterdamp condenseert tot dauw en bevriest
rijm
106
condensatie van waterdamp in een wolk dicht boven aardopp. dat koel is
mist
107
lucht onder de wolken T < 0°C en ijskristallen samenklonteren tot sneeuwvlokken. grondopp. > 0°C
natte sneeuw
108
wijst op horizontale opbouw
stratus/ strato
109
wijst op verticale opbouw (stapelwolken)
cumulus/ cumulo
110
wijst op neerslag
nimbus/ nimbo
111
hoge bewolking
cirro
112
middelhoge bewolking
alto
113
wijst op neerslag
nimbo nimbus
114
hoe ziet het weer eruit aan de polen (90°C)
dalende luchtbeweging, lucht warmt op en droogt uit: GEEN NEERSLAG + DROOGTE
115
hoe ziet het weer eruit op 60°
stijgende luchtbeweging, lucht koelt af en condenseert: veel NEERSLAG
116
hoe ziet het weer eruit op 30°
dalende luchtbeweging, lucht warmt op en droogt uit: GEEN NEERSLAG + DROOGTE
117
hoe ziet het weer eruit op de evenaar
stijgende luchtbeweging, lucht koelt af en condenseert NEERSLAG + VEEL NEERSLAG
118
welke regens zijn er + waar vallen ze
- cyclonale/frontale regens 60° N/Z - zenitale/ convectie regens evenaar
119
wat heeft er allemaal invloed op de neerslagverdeling
1) breedteligging 2) afstand van winden en afstand tot de zee 3) invloed van gebergten 4) invloed van de ITCZ
120
invloed van winden en afstand tot de zee op de neerslag
West-EU meer regen dan Oost-Eu door overheersende (zuid)westenwinden die waterdamp opnemen boven AO => west-EU nodige regen
121
wat is de loefzijde van een berg
de zeezijde van kustgebergten
122
wat is de lijzijde van kustgebergten
de landzijde of in de regenschaduw van kustgebergten
123
invloed van gebergten op neerslag
1) aan loefzijde wordt lucht gedwongen om te stijgen. 2) T daalt 3) relatieve vochtigheid stijgt 4) waterdamp in lucht condenseren 5) regen
124
waarom regent hoe aan de lijzijde minder
door de lucht opwarmt bij het dalen en de kans op condensatie en neerslag verdwijnt
125
wat zijn orografische regens
stijgingsregens
126
synoniem convectieregens
zenitale regens
127
wat zijn convectieregens
regens in het evenaarsgebied die ontstaan als gevolg van de opstijgende warme lucht aan de evenaar door sterek opwarming => lucht koelt af, RV stijgt en waterdamp condenseert. wolkenvorming during de dag => felle strotregens
128
verband neerslag en warme zeestroming
lucht boven warme zeestroming zal afkoelen als deze lucht boven land komt: WEL condensatie en neerslag
129
verband neerslag en koude zeestroming
lucht boven koude zeestroming zal opwarmen als deze lucht boven land komt GEEN condensatie en neerslag
130
welke weer satlieten zijn Europees (ESA) + soort
Meteosat (geostationnaire sat) en metop (polaire sat
131
welke weersattelliet zijn amerikaans NASA + soort
NOAA (polaire satelliet)
132
welke straling gebruiken weersattellieten
infraroodstraling IR zichtbare licht VIS
133
wat zijn geastationnaire satellieten
- vliegen in evenaarsvlak - vliegen hoog en traag - continue info van gebied maar geen gedetailleerde beelden
134
wat zijn polaire satellieten
- vliegen rond de polen - vliegen laag en snel - geen continue info maar wel gedetailleerd
135
IR-satellietbeelden
- brengen warmtestraling in beeld - lichte kleuren = lage T -donkere kleuren = hoge T - ook s'nachts
136
VIS-satellietbeelden
- hoeveelheid weerkaatst zonlicht - sporen wolkenpatronen op - GEEN nachtopnames - grijstinten staan voor absorptie en reflectie
137
definitie weerbericht
weersverwachting op basis van weersvoorspellingen. Het bevat informatie over de verschillende sweerelementen
138
wat zijn de verschillende weerelementen
temperatuur bewolking neerslag luchtdruk en wind
139
hoe dichter de isobaren bij elkaar hoe verder de isobaren uit elkaar
hoe dichter => veel wind hoe verder => weinig wind
140
hoe waait de wind op het NH bij lage en hoge druk
hoog drukgebied => wind metwijzerszin laag drukgebied => wind tegenwijzersin
141
hoe noemen we wind uit de omgeving van de Noordpool
arctisch (A)
142
hoe noemen we wind uit de noordelijke gematigde breedten
polair (p)
143
hoe noemen we wind uit het zudien
tropisch
144
hoe noemen we wind van over zee
maritiem (m)
145
hoe noemen we wind van over het vasteland
continentaal (C)
146
de polaire continentale wind in de winter is
koud en droog, want in de winter is het land kouder dan de zee
147
de polaire continentale wind in de zomer is
warm en droog, want in de zomer is het land warmer dan de zee
148
tropische continentale wind is
warme en droge lucht
149
antertische maritieme wind is
zeer koude, vochtige lucht
150
tropische maritieme lucht is
zachte vochtige lucht
151
polaire maritieme lucht is
koude vochtige lucht
152
hoe ontstaat een front
als luchtsoorten met een verschillende T elkaar ontmoeten, en zich niet met elkaar kunnen mengen omdat ze een verschillende dichtheid hebben
153
welke 3 soorten fronten zijn er
- warmtefront (rode lijn, halve cirkels); warme lucht duwt koude lucht weg - koufront ( blauwe lijn met driehoeken); koude lucht duwt warme lucht weg - occlusiefronten (paarse lijn, driekhoek + cirkel); koudefront heeft warmte front ingehaald, want beweegt sneller
154
wat is de warme sector
de warme lucht tussen het warmte- en koufront
155
stappenplan ontstaan fronten
1) ontmoeting koude en warme lucht 2) ontwikkeling van warmte- en koufront 3) vorming occlusiefront
156
de doortocht van een frontale depressie en als de weeromstandigheden (5)
1) ten O van het warmtefront: hoe vederwolkjes (cirrus) die geleidelijk hemel volledig bedekken 2) doortocht warmtefront: Hemel bedekt met lage bewolking; T stijgt, het regent (nimbostratus) 3) warme sector: opklaringen en hoge T 4) doortocht v/h koufront: verticale wolkont. (cumulonimbus) en hevige buien 5) ten W van koufront: aanvoer frissere lucht, bewolking neemt af
157
besluit van de doortocht van een frontale depressie (= lage drukgebied)
het betekent in het algemeen ONSTABIEL WEER: vochtig, bewolkt, winderig, wisselvallig
158
weersituatie bij hoge drukgebied + verklaring
- geen bewolking - geen kans op neerslag - zwakke windkracht => de lucht daalt, dus T stijgt en wordt droger
159
weersituatie laag drukegebied
- veel bewolking - sterke wind - veel neerslag => lucht stijgt, T daalt, waterdamp condenseert = wolken
160
wat is warmer in de zomer en winter: hoge of laag
in de winter: lage druk warmer dan hoge druk in de zomer: lage druk kouder dan hoge druk
161
wat is de impact van klimaatverandering op het weer
- verschuiving van klimaat-en vegetatiezones - meer extreme weersituaties (hitte golven, droogte, extreme neerslaghoeveelheden)
162
waarom gaat de straalstroom meer meanderen door de klimaatopwarming
1) NP gebied warmt sneller op t.o.v aarde 2) T-verschillen evenaar NP kleiner 3) straalstroom verliest kracht 4) meanderen
163
bij een kronkelende straalstroom ontstaan
- ruggen => aanvoer warme lucht uit Z - troggen => aanvoer koude lucht uit N
164
door sterk kronkelende straalstroom kan er een blokkade optreden: gevolg voor weerbeeld bij lage drukgebied
- lange periode fris - veel neerslag - langer en intensere regenbuien -
165
door sterk kronkelende straalstroom kan er een blokkade optreden: gevolg voor weerbeeld bij hoge drukgebied
- lange tijd warm en droog - hittegolven
166
Waarom versterken hitte en droogte elkaar
- E zon deels gebruikt om vocht te verdampe - bodem uitgedroogd => E zon drijft T op
167
verschillen tornado en orkaan
tornado: boven land, lokaal, korte duur orkaan: boven zee, uitgestrekt gebied, lang
168
synoniemen orkaan
cycloon tyfoon (aziatisch) hurricane medicane (midd. zee)
169
Hoe komt het dat we spreken van drukkernen en geen drukstroken
door de ongelijke opwarming tussen land en zee
170
hoe noemt men het stofdeeltje waarrond water condenseert in wolken
condensatiekernen
171
hoe noemt men de wind in de zone tussen KKK en de evenaar
NO-passaat
172
wanneer boswind, wanneer veldwind
overdag: boswind - veld nacht: veld - boswind
173
drukgebied ter hoogte van ijsland naam + ontstaanswijze
subpolair minimum dynamische drukgordels
174
wat zijn dynamische drukgordel
subtropisch maximum subpolair minimum
175
wat zijn thermische drukgordels
equatoriaal min polair max
176
welke wind waait in België het vaakst
Zuidwestenwinden
177
hoe noemt men de wind die voorkomt in de zone ten noorden van 60°N
NO-wind
178