B2.1 - C Flashcards
(50 cards)
de bekwaamheid/de skill
die Fähigkeit
de productie
die Herstellung
die Produktion
de leverdienst
der Versanddienst
begrijpen
nach/vollziehen
verstehen
Houtbewerker
Timmerman
der Tischler
der Zimmerman
het verlies
der Verlust; verlieren (verloren - hat verloren)
de ambtenaar
der Beamte
het gezag
die Behörde / die Autorität
het Kantoor - vaak districthuis
der Amt
De reuk
der Geruch
HR afdeling/ personeel afdeling
das Personalamt
de bovenste/superieure
der Vorgesetzte
zich aanpassen aan
sich um..stellen (sich anpassen an)
zich afleiden
sich ablenken
de hersenen
das Gehirn
verspillen (tijd verspillen)
verschwenden (zeit verschwenden mit + D)
onderschatten/overschatten
unterschätzen / uberschätzen + acc
iets stoppen vs jezelf stoppen
aufhalten / aufhören
verantwoordelijk zijn
Zuständig sein // Verantwortung tragen
de verscheidenheid
die abwechslung
aanraken
an..fassen / berühren
gespannen zijn in de neck
Verspannt sein im Nacken
de schouder
die Schulter (n)
het dutje
das Nickerchen
