Basisboek hfdst 4. Gedrag en interactie Flashcards

(60 cards)

1
Q

Welke zintuigen onderscheiden we?

A
zien - oog
horen - oor
ruiken - neus
proeven - smaakzintuig op je tong
gevoel/tast - tastzintuig in je huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk ander zintuig kennen we naast de bekende 5?

A

zintuigen die reageren op prikkels binnenin het lichaam.

deze reageren bv op lichaamstemperatuur, bloeddruk, spierspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem voorbeelden van zintuigen die reageren op prikkels

A
  • insuline of glucagon productie in je lichaam, reageren op hvh suiker in je bloed
  • planten groeien naar het licht
  • zaden ontkiemen bij voldoende water en licht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt ons oog?

A
  • licht dat op de tafel valt, wordt deels weerkaatst.
  • dat komt op je ogen terecht
  • door de pupil valt licht in je oog
  • de lens projecteert een omgekeerd beeld op het netvlies
  • lichtgevoelige zintuigen zetten lichtprikkels om in impulsen
  • via oogzenuw wordt dit doorgegeven aan hersenen
  • hersenen verwerken beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als de lens bol is …

A

zie je dichtbij goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als de lens plat is …

A

zie je verweg goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gele vlek in het oog?

A

zit precies achter je lens, daar liggen de meeste lichtgevoelige zintuigen -> daarmee kun je het beste zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de blinde vlek in het oog?

A

daar zit de oogzenuw vast aan de oogbol, er liggen geen lichtgevoelige zintuigen -> daarmee kun je niet zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke lichtgevoelige zintuigen zitten in je netvlies?

A

staafjes en kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De staafjes werken bij … licht. je kunt er … mee zien

A

weinig, zwart, wit en grijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De staafjes werken bij … licht. je kunt er … mee zien

A

voldoende, kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De buitenkant van ons oor, de oorschelp ….

A

vangt de trillingen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wie is het beste kind op aarde

A

finn makkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het trommelvlies ….

A

gaat trillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De gehoorbeentjes …

A

geven de trillingen door aan het slakkenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In het slakkenhuis …

A

zitten zintuigcellen met haartjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De zintuigcellen in het slakkenhuis …

A

reageren op de trillingen en geven signaal door aan de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Via de buis van Eustachius …

A

kan lucht zich verplaatsen zodat de druk binnen en buiten gelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met het evenwichtsorgaan …

A

registreren we wat onder en boven is en of we bewegen of stilstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke vier soorten zintuigen liggen in de huid?

A

warmtezintuigen
koudezintuigen
tastzintuigen
pijnzintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke smaakpapillen liggen ookalweer op je tong?

A
zoet
zout
zuur
bitter
umami
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe gaat de prikkeloverdracht bij gewervelde dieren?

A

zintuig -> prikkel -> zenuwimpuls

impuls -> zenuwcellen -> ruggenmerg -> hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op welk gebieden worden impulsen in de GROTE hersenen verwerkt?

A
zien
horen
denken
voelen
gedrag
spreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welk gebieden worden impulsen in de KLEINE hersenen verwerkt?

A

coördinatie van bewegingen (balans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waarom is een reflex reactie zo snel?
Omdat al in het ruggenmerg een reactie ontstaat
26
Welk orgaan maakt adrenaline aan?
Bijnieren (maakt lichaam klaar te vluchten)
27
Waar worden insuline en glucagon geproduceerd?
Eilandjes van Langerhans (in alvleesklier)
28
Hoe ontstaat glycogeen en waar wordt het opgeslagen?
omzetting glucose, opslag in lever en spieren
29
Hoe voorkomt het lichaam een te lage bloedsuikerspiegel?
De alvleesklier maakt glucagon aan om glycogeen in de lever en spieren weer af te breken tot glucose
30
Waar worden oestrogeen en progesteron geproduceerd?
In de eierstokken
31
Waar wordt testosteron geproduceerd?
In de teelballen
32
Waar worden nog andere hormonen tbv de voortplanting gemaakt?
In de hypofyse; zorgen voor bv groei en ontwikkeling in de puberteit
33
Welke drie manieren van gedrag kennen dieren?
Aangeboren gedrag of Instinctief gedrag | Aangeleerd gedrag
34
Hoe heet het bestuderen van de relatie tussen vorm en functie van een organisme?
vorm-functie-denken
35
Wat zijn mutaties?
kleine, toevallige veranderingen in de genen
36
Wat is natuurlijke selectie?
het best aangepaste organisme overleeft en plant zich voort (dit proces kan duizenden jaren duren)
37
Wat is adaptatie?
Het ontstaan van veranderingen in bouw of gedrag
38
Wat zijn abiotische factoren?
niet-levende factoren: temperatuur, water, licht, lucht, bodem
39
Wat zijn biotische factoren?
levende factoren: voorplanting, samenwerking, competitie, verdediging, samenlevingsvormen
40
Vertel over koudbloedigheid
koudbloedige dieren zijn voor hun lichaamstemperatuur afhankelijk van de temperatuur buiten
41
Vertel over warmbloedigheid
warmbloedige dieren kunnen hun eigen temperatuur beïnvloeden
42
Wat is een belangrijke abiotische factor?
De temperatuur
43
Hoe noemen we samenlevingsvormen in de natuur, gunstig of ongunstig?
Symbiose
44
Hoe noem je een samenleving die gunstig is voor beide organismen? Geef voorbeelden
Mutualisme -> bladluizen/mieren, schimmel/alg
45
Hoe noem je een samenleving die gunstig is voor de ene partij en ongunstig voor de ander? Geef voorbeelden
Parasitisme -> vlooien, bloedzuigers, muggen
46
Hoe noem je een samenleving waarbij organismen leven van de dode resten van andere soorten.
Saprofytisme -> schimmels
47
Wat is een ander woord voor planteneter?
herbivoor (koeien, paarden)
48
Wat is een ander woord voor vleeseter?
carnivoor (katten, honden, vossen, wolfen)
49
Wat is een ander woord voor alleseter?
omnivoor (varkens, zwijnen, de mens)
50
Wat voor kiezen hebben herbivoren?
plooikiezen
51
Wat voor kiezen hebben carnivoren?
knipkiezen en grote hoektanden
52
Wat voor kiezen hebben herbivoren?
knobbelkiezen
53
Welke dieren hebben plooikiezen?
herbivoren
54
Welke dieren hebben knipkiezen en grote hoektanden?
carnivoren
55
Welke dieren hebben knobbelkiezen?
omnivoren
56
Vogels met een dikke snavel eten ...
zaden en noten
57
Vogels met een dunne, spitse snavel eten ...
insecten
58
Vogels met een haakje aan hun snavel eten ...
prooidieren
59
Wat is mimicry?
Het nadoen van ander planten of dieren
60
Waardoor wordt het proces van bladeren laten vallen geactiveerd?
Als de dagen korter worden en de temperatuur afneemt