Basiswoordenschat 2 Flashcards
(96 cards)
1
Q
de buren
A
the neighbours
2
Q
de buurt
A
the neighbourhood
3
Q
de moestuin
A
fruit and vegetable garden
4
Q
iemand leren kennen
A
to get to know someone
5
Q
de notities
A
notes
6
Q
de inhoud
A
content
7
Q
bedenken
A
invent
8
Q
beoordelen
A
to assess
9
Q
de hulp
A
help
10
Q
mogen
A
to be allowed
11
Q
bewijzen
A
to prove
12
Q
akkord gaan met
A
to agree to
13
Q
de voorwaarden
A
terms and conditions
14
Q
klaarmaken
A
to prepare
15
Q
zaaien
A
to sow
16
Q
planten
A
to plant
17
Q
de aanvraag
A
request
18
Q
enthousiast maken
A
to make enthusiastic
19
Q
meewerken
A
to participate
20
Q
fruit kweken
A
to grow fruits
21
Q
het doel
A
purpose
22
Q
het voesdel
A
food
23
Q
de deelnemer
A
participants
24
Q
de verkoop
A
sale
25
niet toegestaan
not allowed
26
ter bescikking stellen
to make available
27
onderhouden
to maintain
28
een aanvraag indienen
to apply
29
gesteund worden
to be supported
30
verzamelen
to collect
31
de handtekening
signature
32
betrekken bij
to involve in
33
bekijken
to look at
34
duurzaam
sustainable
35
de aankpak
approach
36
voorop staan
to be top priority
37
het afval
trash
38
spaarzaam
economical
39
bestrijden
to fight
40
goedgekeurd
approved
41
de groendienst
greenery
42
verwerken
to process
43
gebruiksklaar
ready for use
44
de handen uit de mouwen steken
roll up up your sleeve, get to work
45
Er zit een week tussen de boeking en de reis
there is one week between the bookings and trale
46
uitleggen
to explain
47
iets aanpakken
to tackle something
48
nagaan
check
49
oogsten
harvest
50
leiden tot
to result in
51
de toekomst
future
52
lokaal
local
53
lokaal
local
54
beperken
to limit, to restrict
55
de afstand
distance
56
de verpakking
packaging
57
doorlopend open
continuosly open
58
inscrijven
register
59
vereist
required
60
uiterlijk
at the latest
61
de overschrijving
bank transfer
62
met vermelding van
with mention of
63
de ontdekking
discovery
64
de leraar
teacher
65
boeiend
engaging
66
uitleg geven
to explain
67
knutselen
crafting
68
aansluiten
to join in
69
proeven
to taste
70
noodzakelijk
essential
71
de klacht
complaint
72
het openbaar vervoer
public transport
73
de maatschappij
society, company
74
the vervoer
transportation
75
het tijdstip
time
76
nauwkeurig
accurate
77
de beschrijving
description
78
het ging fout
it went wrong
79
de schade
damage
80
schade vergoeden
to make restitution
81
een klacht indienen
to file a complaint
82
voorbijrijden
to drive past
83
remmen
to brake
84
beschadigen
to damage
85
vertraging
delay
86
de ergernis
irritation
87
de getuige
witness
88
schade lijden
to suffer damage
89
het bewijsstuk
documents of proof
90
meesturen
send along
91
het vervoersbewijs
transportation ticket
92
behouden
to maintain
93
aangetekend versturen
mail service, which allows the sender proof of mailing via a mailing receipt
94
niet komen opdagen
not showing up
95
de afgesproken tijd
the arranged time
96
Restitutie verlenen
Issue Refund
