Begrippen hoofdstuk 1 en 5 (toetsweek 1) Flashcards
(79 cards)
Klasseloze samenleving
Een systeem zonder sociaaleconomische klassen, omdat bezit gelijkelijk verdeeld is en productiemiddelen gezamelijk worden beheerd.
Hoor en wederhoor
Verschillende betrokkenen verhoren
Feminiteit
Een samenleving waarin vrouwelijke en mannelijke taken niet duidelijk gescheiden zijn
Belang
Het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft
Grondwet
De belangrijkste wet van een land. Bevat meestal fundamentele rechten en plichten van burgers en van de overheid.
Meerderheidsregel
De regel dat beslissingen worden genomen door de meerderheid van de uitgebrachte stemmen over een voorstel.
Internationalisme
Stroming die streeft naar een wereld waarin samenwerking wordt gestimuleerd
Maatschappelijk probleem
Een probleem dat grote gevolgen voor groepen uit de samenleving heeft, veel media aandacht krijgt, waarbij de overheid zich moet bemoeien met het oplossen van het probleem en waarbij er sprake is van tegenstellingen
Waarde
Een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven
Norm
Opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde hoort te gedragen
Macht
Het vermogen de handelingsmogelijkheden van anderen te beinvloeden
Gezag
Erkende macht
Invloed
Informele macht, niet vastgelegd in regels
Subjectief
Gebaseerd op meningen en belangen
Objectief
Feitelijk, niet beïnvloed door eigen gevoel, belangen of vooroordelen
Manipulatie
Feiten opzettelijk weglaten of verdraaien.
Propaganda
Bewust eenzijdige informatie.
Indoctrinatie
Langdurige, systematische en dwingende eenzijdige informatie
Selectieve waarneming
Je neemt slechts die zaken waar die binnen je referentiekader passen
Referentiekader
Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen en waarden. Het referentiekader beïnvloed de manier waarop je naar de wereld kijkt
Censuur
Informatie wordt achtergehouden
Microniveau
Situatie uitgelicht tot individuele personen.
Macroniveau
Een situatie die generiek voor een groep mensen geldt
Compromis
Situatie waarbij twee conflicterende partijen overeenstemming vinden door beiden toe te geven